eischt in de Havelaarszaak en de Fransen van de Putte's duldt als minister!) met hartelykheid jegens menschen die goed en lief voor me zyn, begryp ik niet. Ik ben zeer vriendelyk van aard en zeer dankbaar voor hartelykheid. De Natie, als zoodanig, heeft me slecht behandeld. Moet ik nu 'n persoon of 'n verzameling menschen die me niet slecht behandelen, begrypen in m'n verachting van 't geheel? Waar zou dit heen?-
Maar, nog eens, het is de vraag of 't beantwoorden van zulken mallepraat goed is? Myn oog valt daar op:
‘Met my begint de nederlandsche litteratuur.’
Heb ik dit gezegd? Neen. Maar 't staat er alsof ik 't zeide. De meeste lezers zullen 't zoo opvatten. Het schryven tegen zulke valschheid is vervelend.
Maar dat andere, het aanroeren van intieme verhoudingen, is nog erger! Van Vloten heeft lust in 't wroeten en snuffelen in de intimiteit van 'n ander. Ik niet.
(Zie eens den flinken oorveeg dien Flanor hem toedient ten opzichte van z'n nasporen of O.Z. v. Haren al dan niet met z'n dochters geslapen heeft! Met Flanor geloof ik hier aan ‘likkebaarden’. Ik kende dat woord niet, maar de beteekenis zal wel nagenoeg overeenkomen met myn noot op blz 11 van den Tweeden bundel Ideën.-
Van hooger standpunt bezien dan dagelyksche polemiek en artikelschryvery, moet ik erkennen dat het me niet onaangenaam is - en zeker niet onverwacht! - op die wyze te worden aangevallen. Het hoort er by! Na de mislukking (tot-nog-toe, wel te verstaan) myner pogingen om iets goeds tot stand te brengen voor den mishandelden Javaan, spoorde ik de oorzaken van dat mislukken na. Ik meende die te vinden in den toestand onzer Maatschappy. Vandaar dat ik die toestanden in 't algemeen begon te bespreken. Ik was als iemand die 'n verrotten balk uit 'n gebouw nemen wil, en aldra bemerkt dat het heele gebouw wrak staat. M'n kring van opmerkingen breidde zich uit, en de nederlandsche schryvers, geleerden, doctoren &c. konden niet verdragen dat er 'n vreemde eend in hun byt kwam. Dit verwekte algemeene, of byna algemeene, tegenwerking. Het was te voorzien. Ik heb tegen my, alles wat tot zekere clique behoort, en... vooral dezulken die 't in hoofdzaak met my eens zyn. Dit klinkt