Volledige werken. Deel 17. Brieven en dokumenten uit de jaren 1874-1875
(1986)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdDe opvoering van ‘Vorstenschool’.‘Eenige jaren geleden trad een geniaal man in Nederland op met een meesterstuk. Meester Kritiek, zich van zijn minderheid bewust, noemde dien man een dronkaard en verklaarde zijn mees- | |
[pagina 721]
| |
terstuk zedeloos..... Sedert zijn jaren verloopen. De man heeft gebrek geleden in den vreemde en zijn meesterstuk slaapt..... Ik bedoel hier Multatuli en zijn “Vorstenschool”. .....Publiek! help me, om kritiek te dwingen u op een meesterstuk te onthalen.....’ Zoo sprak Mina Krüseman hier, eenige maanden geleden, als inleiding tot haar lezing ‘Kunst en Kritiek’. Sedert heeft zij niet gerust vóór zij de opvoering mogelijk had gemaakt. Onvermoeid vasthoudend aan haar doel, heeft ze de onverschilligheid van velen en de tegenwerking van sommigen overwonnen en.... ‘Vorstenschool’ is opgevoerd. Op verscheidene plaatsen zijn avond aan avond de schouwburgzalen gevuld geweest en is het drama van Multatuli met geestdrift ontvangen. Zonder mej. Krüseman had het blijven slapen, slapen - neen, niet voor immer, maar toch - zeker nog gedurende een aantal jaren. Nu we hier dus een woord over de opvoering van ‘Vorstenschool’ in Leeuwarden zeggen - het drama zelf te bespreken laat de ruimte niet toe en is reeds door velen op andere plaatsen gedaan - nu, vóór alles een woord van hulde aan de kloeke vrouw, door wier geestkracht we het meesterstuk van Multatuli, na het reeds lang in druk te hebben bezeten, ook op het tooneel mogen aanschouwen. 't Is onnoodig de velerlei bedenkingen, die er tegen het drama vóór de opvoering zijn ingebragt, die haar ‘onmogelijk’ heetten te maken, thans nog te weêrleggen. Woensdag avond is, nadat het reeds op tal van andere plaatsen was geschied, ook hier gebleken, dat een tooneelstuk, waarin meer dan in de gewone drama's voorkomt, waarin geest bijna uit ieder woord spreekt, voor de uitvoering niet ongeschikt behoeft te zijn. Het publiek verwachtte het, want - een verblijdend verschijnsel dit maal - bijna geen plaats in den schouwburg was onbezet. Mej. Krüseman was koningin Louise. ‘Ik heb mij bereid verklaard er de hoofdrol in te vervullen’, had zij bij haar bovengenoemde voordragt ons gezegd. En heeft haar eerste optreden in onze stad als actrice aan de, na hare lezingen zoo hoog gespannen, verwachting voldaan? Was zij de koningin, die de auteur zich had voorgesteld? Gaf zij van de rol, wat er van moest worden gegeven? | |
[pagina 722]
| |
't Is moeijelijk hierop te antwoorden. Velen, die het drama hadden gelezen, zullen iets in de Louise op 't tooneel hebben gemist; zij zullen gedeeltelijk onvoldaan zijn gebleven, als zij de tooneel-Louise met het in hun gemoed geprente beeld vergeleken. Aan wien de schuld? Aan den lezer, den schrijver of de actrice? We gelooven aan alle drie. De lezer mag op 't tooneel geen ideaal verwachten, zooals hij zich schiep; lezende vormt zich een Louise in zijn geest, volkomen passend bij de woorden, die hij leest, en bij ieder lezer is dat beeld verschillend. Hier op 't tooneel, wil ieder aan 't aldus gevormd beeld werkelijkheid hebben gegeven. Dat gaat niet: de een had dit, de andere dat, anders, naar mijn meening beter, verwacht, en ieder (die vroeger aandachtig had gelezen) ondervindt teleurstellingen. Maar ook het tegendeel gebeurde woensdag avond; mej. Krüseman had ook een aantal oogenblikken, waarin bijna allen, die het drama oordeelkundig hadden gelezen, haar de Louise uit hun gemoed zagen terug geven. 't Is onnoodig - en onmogelijk, want voor bijna ieder hoorder zullen ze verschillend zijn - die oogenblikken hier aan te geven; ieder der talrijke toeschouwers zal ze zich zeker met genoegen herinneren. Heeft de schrijver ook schuld aan het gedeeltelijk niet voldoen van de Louise op 't tooneel? Wij gelooven het. Te kwistig met denkbeelden - 't vloeit snel uit een volle bron - heeft hij zich laten verleiden, die hier en daar zóó opéén te stapelen, in zulk een rijken overvloed in den mond der koningin te leggen - en in de hare bijna alléén - dat zij op het tooneel nu en dan meer leeraar of zedepreker dan vorstin schijnt te zijn. Dit had kunnen worden vermeden door aan de koningin-moeder een minder passieve rol te geven. Ware haar nu en dan meer dan een enkel woord in den mond gelegd, ware zij enkele malen met meer kracht opgetreden, we gelooven, dat het drama er, wat de opvoering betreft, door zou hebben gewonnen. Bij de lezing geniet men ook zonder dat in de ruimste mate, vooral omdat men daarbij zijn geest tijd kan gunnen, den vloed van edele denkbeelden te verwerken. Maar ook mej. Krüseman, gelooven we, had de Louise beter kunnen weêrgeven. Zij heeft het voordeel, en een belangrijk voorzeker, in te stemmen met hetgeen zij in haar rol moet zeggen. Zij zelf, Mina Krüseman, stelt er belang in, dat Louise's denkbeel- | |
[pagina 723]
| |
den worden verkondigd, ingang vinden en de vele gebreken onzer maatschappij helpen bestrijden. Dit is een voordeel, want niemand zal ooit met meer vuur, met meer gevoel spreken, dan hij, die het doet voor zijn eigen overtuiging. Maar toch.... hier, op het tooneel, was het ook een nadeel. Nu en dan verdween de koningin voor een deel, zoo scheen het, om plaats te maken voor Mina Krüseman. Dan stond daar niet Louise, of niet geheel Louise, maar dan stond daar Mina Krüseman, die ‘lezingen’ houdt. Haar stand was dan niet die van een waardige vorstin, maar die van een, voor de regten der menschheid strijdende vrouw. Multatuli heeft beide in één persoon vereenigd willen geven. Mina Krüseman gaf te veel de laatste, te weinig de eerste. Daarom trof de koningin ons het meest in die gedeelten, waarin zij geheel koningin was, waarin er geen plaats was voor Mina Krüseman, - zóó, als zij, in 't eerste bedrijf, haar moeder haar droom verhaalt, zóó bij haar bezoek, in 't vierde, bij Hanna. Daar was weer de actrice te bewonderen, omdat er minder van den mensch op den voorgrond stond. En nu mej. Elize Baart, nu het moedige meisje, dat met haar leermeesteres Nederland door een voorbeeld toont, dat de tooneelkunst geen afzonderlijk ‘vak’ is, dat slechts door degene, wier ouders het reeds beoefenden, mag worden aangevat, maar dat de kunst een edelen werkkring aanbiedt, waarvoor niemand zich behoeft te schamen, en waarin meer vrouwen waarschijnlijk zouden kunnen uitblinken, indien zij zekere noodlottige vooroordeelen konden overwinnen; hoe was zij in haar veel meer ondergeschikte, maar toch belangrijke rol van Hanna? Zeker zullen er weinigen zijn, die in haar niet de Hanna van den auteur terugvonden. Ja, dat wàs de Hanna van Multatuli; het onwetende, eenvoudige naaistertje, die toont zoo groot van hart te zijn, - die niet in ‘mooije’ woorden, als Albert, kan zeggen wat poëzie is, maar de ware poëzie diep gevoelt en door daden daarvan blijk geeft. Zij was zoo eenvoudig, zoo liefelijk en toch zoo krachtig als 't noodig was, zoo waar in één woord, dat we den onverdeelden lof, die haar elders werd gebragt, volkomen kunnen billijken. Zeker, voor een deel is dit aan de dankbare rol toe te schrijven, die geheel de eigenaardige moeijelijkheid mist van die | |
[pagina 724]
| |
der koningin, maar toch.... als iemand voor het eerst zóó als actrice voor 't publiek optreedt, is er zeker voor de toekomst veel te verwachten. Het publiek waardeerde haar en mej. Krüseman ieder door een bouquet en door talrijke en luide bijvalsbetuigingen. Ook de andere personen ondervonden deze in ruime mate. Zelden hebben we een stuk zien opvoeren, waarin het geheele personeel zóó uitstekend was. Het scheen, dat allen begrepen, dat zij aan geen gewoon letterkundig product hun krachten wijden. Vóór allen moet de heer D. Haspels worden genoemd; hij stelde den koning voor op een onverbeterlijke wijze. Reeds dadelijk bij zijn optreden in het tweede bedrijf viel dit in 't oog, en gedurende de geheele moeijelijke scène met de schouderweeren bleef dit zoo. Ook daarna, op het feest, in zijn woede tegen Hesselveld (Dutilleux, die zich ook goed van zijn taak kweet) en 't geen er volgde, was hij waarlijk de koning, zooals Multatuli hem slechts kon wenschen. In het laatste bedrijf eindelijk toonde hij op uitstekende wijze met hoe weinig woorden een goed acteur uiterst veel kan zeggen. In de slotscène spreekt de koning slechts zeer weinig, en toch vertolkte de heer D. Haspels meesterlijk wat in hem omging. Datzelfde kan minder goed worden gezegd van koningin-moeder (mevr. van Offel-Kley) en van de Walbourg (mevr. Luers). Ook zij hadden weinig te zeggen, te weinig eigenlijk, en daardoor was haar rol zeer moeijelijk en.... zeer ondankbaar. De Walbourg toonde echter in 't laatste bedrijf, dat zij, als zij iets mag zeggen, het goed kan doen. Haar gedrag tegenover van Huisde was flink. De laatste (J. Haspels) had studie van zijn rol gemaakt; terstond bleek dit bij zijn ‘inlijving’ in 't tweede bedrijf; zijn gesprek met Miralde bij 't prieel, in 't derde bedrijf, was levendig en natuurlijk, en in zijn niet benijdenswaardige positie bij de ‘executie’ hield hij zich zeer goed. We kunnen hier niet al de andere personen bespreken. W. v. Zuylen (als Spiridio en Herman), A. v. Zuylen (als Weis), Dubois (als Landsheil), van Korlaar (als Albert), van Nieuwland (als Puf), allen waren goed, niet het minst de eerste en de laatste. En wie veel heeft bijgedragen om zelfs diegenen, welke minder om 't wijsgeerige van het drama, dan wel om - zoo als velen - zich te ‘amuseren’, naar den schouwburg gingen, een aangenamen | |
[pagina 725]
| |
avond te bezorgen, is de heer Le Gras door de wijze, waarop hij von Schukenscheuer voorstelde. Waar hij optrad was de wel eens gehoorde, maar moeijelijk te motiveren, meening, dat Multatuli's drama zonder ‘actie’ is, zeker volkomen ongerijmd. Het was de laatste opvoering van Vorstenschool, waarin de dames Krüseman en Baart optraden, die wij bijwoonden. Zij zullen hare loopbaan als actrices eenigen tijd onbetreden laten. Vrijdagavond is het stuk op nieuw opgevoerd, maar nu met mevr. Sandrock-Ten Hagen als Louise, mevr. La Rondelle-Bouwmeester als Hanna, terwijl overigens de rolverdeeling onveranderd was gebleven. Deze voorstelling miste het eigenaardige, wat de vorige voor ons zoo belangrijk deed zijn, dat twee dames optraden, die getoond hadden nog op eene andere wijze dan als actrices verdienstelijk te zijn, en vooral: dat zij, die voor het drama had gestreden, die na den auteur de eerste was, welke de opvoering mogelijk had gemaakt, ook de hoofdrol vervulde. We hebben de voorstelling niet bijgewoond, maar uit den mond van verschillenden vernemen we overeenstemmend het volgende: De zaal was (niettegenstaande de minder verhoogde prijzen der plaatsen) minder bezet dan de vorige maal, en 't publiek bovendien minder vol geestdrift. In 't spel van mevr. Ten Hagen werd bevestigd, wat we hierboven van dat van Mina Krüseman zeiden. Ook zij was niet de Louise zooals we haar ons hadden voorgesteld. Faalde Mina Krüseman hier en daar, waar ze als strijdende vrouw soms de koningin vergat, en ons dus de door Multatuli gewenschte vereeniging beider onthield, bij mevr. Ten Hagen werd die vereeniging eveneens te dikwijls gemist; maar de oorzaak was een andere: koningin was zij bijna altijd, de voor de menschheid strijdende vrouw slechts zelden. Zij zegt tegen de koningin-moeder, over graaf van Weert sprekende in 't eerste bedrijf: ‘Hij weet.... nu ja, hij weet wat hem geleerd is, maar meer ook niet, mama;’ waarop haar moeder vraagt: ‘Wat eischt ge meer?’, en zij antwoordt: ‘Iets anders, moeder... hier! En dat ontbreekt.’ Zoo was het met haar zelf. Het hart ontbrak. Het vuur waarmeê Mina Krüseman des auteurs denkbeelden verkondigde, werd bij mevr. Ten Hagen gemist. Zij spreekt ze uit zooals ze veel meer gewone zou doen; ze strijdt er | |
[pagina 726]
| |
niet voor, en toonde zich ook te weinig krachtig, te sentimenteel om dit te doen. Maar we zeiden het reeds, in andere opzigten overtrof zij Mina Krüseman. Dit kwam vooral uit bij de ‘executie’: die was werkelijk beter dan woensdagavond; de geheele moeijelijke blijf-zitten-passage gaf ze meesterlijk terug. Het publiek waardeerde dit door hier nog meer dan vroeger te applaudisseren. En mevr. La Rondelle als Hanna? 't Bleek door haar hoe deze rol veel minder kans tot mislukken aanbiedt, want ook zij was er uitstekend in. Dezelfde eenvoud en liefelijkheid, die we bij mej. Baart zoo bewonderden, werd ook bij haar opgemerkt. Bijna zonder uitzondering was zij even goed. Eén uitzondering was het zoogenaamd ‘stille spel’ in 't laatste bedrijf, dat mislukte haar volkomen. Maar voor een deel, zoo niet geheel, zal dit zijn toe te schrijven aan de een of andere oorzaak waardoor haar aandacht naar iets anders, dan naar hetgeen op dat oogenblik op het tooneel geschiedde, werd getrokken; vooral ook bij Herman en Albert was ditmaal de aandacht niet waar ze zijn moest. Het andere personeel was even goed als bij de vorige opvoering en we kunnen er, na het daarvan gezegde over zwijgen. Slechts zij hier even opgemerkt, dat het verzoek om toegevendheid, dat de heer W. v. Zuijlen, wegens een kleine ongesteldheid aan het publiek liet rigten, bijna achterwege had kunnen blijven, zóó verdienstelijk kweet hij zich ook nu van zijn belangrijke rollen. Wij betreuren het, dat eene directie, die, door het doen opvoeren van ‘Vorstenschool,’ blijk heeft gegeven te willen medewerken tot verbetering van den toestand van ons nationaal tooneel, een stuk als de twee weezen, een der ergste Fransche horreurs van den laatsten tijd, op haar répertoire heeft kunnen brengen. Dat is wat met de eene hand werd gegeven met de andere terugnemen. Eene kritiek van dit drama leveren wij niet, - stukken als de twee weezen zijn beneden kritiek. Ook de beste opvoering kan ze niet redden. |
|