niet goed logeeren. Zeer onlangs bleek me dit weer te Dordrecht. Het is me onmogelyk den heelen dag te denken aan de beleefdheid die men dan toch 'n vriendelyken gastheer schuldig is, en al denk ik eraan ik kan ze niet toonen. Hoe dit nu in my is, weet ik niet recht, maar wáár is 't. Te Dordrecht ben ik zonder afscheid van de vrouw des huizes te nemen weggeloopen, en ik was, schynbaar lomp genoeg maar inderdaad oprecht genoeg om m'n gastheer die me naar den trein bracht te verwyten, dat-i my als 't ware had gedwongen by hem te logeeren. Ik zei: ‘Zie je nu wel, m'nheer, dat ik in een logement had moeten gaan!’ Vraag me de uitlegging van die malle historie mondeling. Anders, niets wetende dan wat ik nu hier schryf, moet je wel denken dat ik gek ben. Nu, dit ben ik niet maar zeer zeer ziekelyk prikkelbaar ben ik wel, en 't irriteert my, als ik (gelyk telkens geschiedt) menschen aantref die zoo'n kwaal maar niet begrypen kunnen, en geen onwel-zyn erkennen, zoolang men niet te bed ligt.-
Daar kryg ik een briefje van Vosmaer waaruit ik opmaak dat ik niet morgen (gelyk ik meende) maar dinsdag te Leiden spreken moet. Hy zegt dit gehoord te hebben van z'n zoon die te Leiden student is. Nu moet ik uit om van Legras c.s. te vernemen hoe dit is? Als 't dinsdag is, kom ik eerst woensdag te Amsterdam. Haal me niet af, S.V.P. Ik zal by u komen als ik in een logement zal aangekomen zyn.-
Nu dat andere! Ik ben zeer dankbaar voor 't ontvangen geschenk, en vind de gronden die geleid hebben tot de beslissing my geld aantebieden, verstandig, praktisch en hartelyk. Ik ben zeer dankbaar zeg ik U, en stoor U niet aan de eenvoudigheid van die uitdrukking, want, want - hoe zal ik zeggen?
Niemand kan nu begrypen wat me hier hindert in 't wél analyseeren van m'n dankbaarheid, en in 't zoeken naar behoorlyke uiting. Ik zeide u reeds mondeling, meen ik, dat er poëzie lag in die f500. Och, als ik dit ga uitleggen, kom ik op 'n onplezierig terrein. Ik moet 1o aantoonen waarom een geschenk in geld my zoo byzonder welkom was (een bittere tekst!) en 2o zou 't den schyn krygen alsof... andere blyken van deelneming door my werden geminacht. Van veel kanten aangevallen om geld, geld, geld, waren my de toejuichingen veelal zeer onwelkom. En de lauwerkransen! Ze maakten me vaak verdrietig en-