de bank, en spreekt af de behaalde winst bijv. wekelijksch te verdeelen. Neem verder aan dat ieder speler met f1000. - verschijnt en speelt tot hij niets meer bezit of de bank heeft doen springen dan heeft de eenling, zooals Garcia al is het geluk hem in den aanvang mede, slechts een kleine voordeelige kans. Vóór het begin van het spel is deze kans juist 1/10.000; waaruit echter tevens blijkt dat Garcia No 10.000 bij normaal verloop de bank zal doen springen. Nu heeft wel is waar de bank langen tijd met goed? gevolg gewerkt, en in dien tijd 10,000,000 winst? gemaakt, thans springt zij echter, en het blijkt dat de aandeelhouders juist even goed geen bank hadden kunnen opzetten en hunne 10,000,000 in vrede hadden kunnen verteeren. Ja zelfs is er verlies wat de renterekening betreft. Het maatschappelijk renteverlies = rente hoeveelheid baar geld voor het spel in gebruik - wordt nam. door bank en spelers broederlijk gedeeld.
Dat de bank minder dan de winst ieder jaar zou wegnemen en zoo zijn kapitaal zou vergrooten, is eene exceptie die de rekening ingewikkelder maakt - meer niet. Indien de bank geen extra winst maakte dan zou er tenslotte een of meer minder hooggenommerde Garcia verschijnen, die voor al zijn voorgangers afrekening hield.
Ook uit het ongerijmde laat zich afleiden dat de bank zonder extra-kans geene eigenlijke winst behaalt. Denken wij voor een oogenblik dat het mogelijk ware dat een bank met f10.000.000. - kapitaal gemiddeld jaarlijks f10,000 zoude kunnen winnen. Neem verder aan dat eene tweede bank evenzeer met f10,000,000. - kapitaal werd opgezet, die zich de volgende finantieele operatie ten doel stelde: commissionairs te zenden naar de eerste bank met order aldaar naast iedere inzet van iedere speler een gelijk bedrag uit hare kas op te zetten. Het is dan duidelijk dat deze tweede bank in winst en verlies der gezamentlijke spelers deelen zoude, en daar de onderstelde winst van de eerste bank moest ontstaan uit het verlies der spelers zoo zoude ook de tweede bank jaarlijks f10,000 gemiddeld verliezen. Men zoude dus hebben twee banken met gelijk kapitaal die met gelijke kansen met elkaar spelen en waarvan toch de ééne zeker zoude winnen hetgeen eene ongerijmdheid is q.e.d.
Natuurlijk heeft mijne redeneering betrekking op de noot van