Volledige werken. Deel 17. Brieven en dokumenten uit de jaren 1874-1875
(1986)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 506]
| |
Multatuli's Vorstenschool.Multatuli's Vorstenschool is dan eindelijk in verscheidene plaatsen van ons vaderland ten tooneele opgevoerd; hier met uitbundige toejuiching begroet, daar met meer kalmte ontvangen, heeft zij toch overal de grootste belangstelling gewekt. Van waar die buitengewone belangstelling? Verdiende het stuk door strekking en denkbeelden de felle tegenkanting die het van verschillende zijden, in den beginne ondervond, verdiende het door frischeid van uitdrukking en nieuwheid van behandeling de lofreden, die Vosmaer en anderen het hebben toegezwaaid? Gelijk bijna altijd zoo ligt ook hier de waarheid in het midden; Multatuli's Vorstenschool heeft, naar onze meening, eene wezenlijke verdienste, die haar moest gevrijwaard hebben voor de bittere kritiek, die haar van de zijde der nieuwe Rotterdamsche en Arnhemsche Couranten is ten deel gevallen en deze verdienste bestaat in de uitnemende zedelijke strekking. Welk vriend der zedelijkheid zal niet elk tooneel, waarin Hanna of de koningin Louise handelend optreden van harte toejuichen? Wie krijgt niet Hanna om haar eenvoudig, echt godsdienstig karakter lief? Wie juicht niet den triomf der zedelijkheid op de onzedelijkheid toe en wie keurt het in den dichter niet goed dat hij die zegepraal voor de overwonnen onzedelijkheid niet al te bitter heeft gemaakt? Deze zedelijke strekking heeft, naar onze meening het stuk meer goed gedaan dan de ellenlange en zoo weinig ter zake doende bespiegelingen der koningin over conservatieven, liberalen en radicalen. Zeker die redevoeringen zijn in muze-woorden uitgedrukt, maar zijn ze hier op haar plaats, staan zij in eenig verband met de handeling? In den Don Carlos van Schiller zou niemand, al heeft de kritiek ze veel aangevallen, de zoo poëtische redevoeringen van den Markies van Posa willen missen; zonder die redevoeringen zou het stuk een zijner grootste aantreklijkheden verliezen. De betoovering welke van Posa's woorden op de aanschouwers uitoefenen, maken den invloed, die zij heeft op het week gemoed | |
[pagina 507]
| |
van den dweepzieken prins begrijpelijk. Zulk een man moest met al zijn gevoel voor deugd, vrijheid en menschheid een slecht raadsman voor den jeugdigen vorst zijn. Maar in de Vorstenschool is het daar niet of de koningin, daar zij in een prieël gezeten, tegen haar bejaarde moeder spreekt, al die mooije woorden aan de winden ter overtuiging geeft. De moeder der koningin is niets anders dan eene ijdele figurante, wat voor nut kan zij van al die strenge redenen hebben? In den beginne heeft men aan het stuk, ten onregte de eene of andere politieke beteekenis willen geven en aller bespottelijkst was het zeker om in het, ten tooneele gevoerde koninklijke echtpaar een schildering van onzen koning en koningin te willen zien. Naar onze meening was het beter, veel beter geweest, zoo in het stuk dat toch als drama (de bewonderaars van Multatuli zullen het zeker wel toegeven) zich niet zal kunnen staande houden, eenige politieke tendenz waren zigtbaar geweest. Nu zweven alle personen, alle tooneelen, alle gedachten uit dit stuk in de lucht. In welken tijd, aan welk hof worden wij verplaatst? De intrige waarvan de koningin het slagtoffer dreigt te worden, behoort bij ons niet te huis. Bij de lezing van Multatuli's Vorstenschool was het ons of wij een strafrede over de weelderigheid der hoven, in een gezin van een slaapzieken eerzamen winkelier, hoorden voordragen. Wat gaat zij ons aan die zamenspanning van eenige laffe hovelingen tegen de koningin, wat gaat ze ons aan die dronkemans praatjes van koning en adjudanten. Dat alles gaat geheel om buiten het volksen staatsleven. Ons volksleven heeft zijn afzigtelijke gebreken, onze staat en onze maatschappij lijden aan ziekten, op wier genezing men moeijelijk hoop kan voeden. Er zijn dingen die vrij wat meer te betreuren zijn, dan dat een groot deel van ons volk niet iederen dag vleesch krijgt, verbeteringen, die nog vrij wat noodiger zijn dan de herziening van de opbrengst der gebouwde eigendommen. En gij zwijgt van dat alles? Wat gaat dan, O Multatuli! ons uw vorstenschool aan? Hebt gij ons willen terug brengen tot het eenvoudig christelijk geloof van uw Hanna? Zeker niet! Hebt gij ons uwe beminnelijke koningin Louise ten voorbeeld willen stellen? Maar zeg ons dan toch ook, hoe wij haar moeten navolgen. Hebt gij onze ministers in uwe ministers willen doen | |
[pagina 508]
| |
afspiegelen? Maar niemand ter wereld zal eenige gelijkheid tusschen hen vinden. De groote fout van den tegenwoordigen Multatuli is dat hij geheel vreemdeling is geworden in onze tegenwoordige maatschappij. Ieder dichtstuk, welk onderwerp het ook gelde, eischt studie, diepe studie, welke niet zoo zeer de détails als het wezen der zaak moet betreffen. Hoe zou nu iemand zonder innige vertrouwdheid met volk, hof en regering een vorstenschool kunnen schrijven, die der natie en den koning eenig nut kan geven? Zoo was het niet toen Multatuli zijn Max Havelaar schreef, iedere bladzijde van dat boek getuigde van bekendheid met indische toestanden, indische regering en volksleven. De schrijver had slechts te putten uit den rijken bron van zijn levens-ervaring, daardoor heeft dat werk een onvergankelijken roem verkregen, maar zijn Vorstenschool zal met zijn bruid van boven, spoedig in het diepe vertrek der vergetelheid rusten. |
|