Volledige werken. Deel 17. Brieven en dokumenten uit de jaren 1874-1875
(1986)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 501]
| |||||||||||||
A. 8 Maart 75.
Zou een ander niet licht gevonden hebben! Gij speelt wie der Satan! Zou ik wezendlijk naar de Kaap moeten? Maar ik heb een hekel aan de Kaap. Ach die ‘belofte’. Ik verwek ook niet graag huiselijk ongenoegen. 't Is een droevig dilemma. Geen wonder dat ik al twee dagen leelijk de koorts heb en over den raadsheer ‘ijlde’. Waart Gij in ernst ongesteld (zie bijlage) of was het ziekteverschijnsel een levensteeken? Misselijk van ‘publiek’? 't Is mij ‘opgestreden’ dat Mina K. niet met dialekt sprak (en een heel leelijk ook). ‘Cha sitte’ - is om te huiveren ook zonder koorts. Als ik kon, zou ik U reeds lang opgezocht hebben, en bezocht met pastoraal. Namelijk: indien Gij van plan zijt in Wb. te blijven wonen, zou ik dáar niet ‘trouwen’. Ware 't in Berlijn, ja. Ik zou dat advies haast ‘massgeblich’ durven noemen. (Gij behoeft, men behoeft duitsche woorden, voor mijn rekening niet met deense letters te schrijven!) Dat ‘half jaar domicilie’ is zeker ook geen baantje. Maar van de twee pillen de beste. Er zijn haast twee maanden van om. April zoudt Gij ‘des belust’ hier kunnen door brengen. Of anders kon ‘de bruid’ hier blijven tot de termijn van Art. 109 B.W. verstreken is. (De ‘afkondiging’ in Wb. behoeft gelukkig niet, dat wéet ik.) Als Gij inmiddels maar een asylum hebt. Onze logeerkamer is helaas eenslaperig en te klein voor een tweede ledikant. Buitendien moet Gij nu ‘fatsoenlijk vrijen’. Voor eenige dagen gaat het aan dat Gij 's nachts (hier vlak bij) in Belle-Vue slaapt, maar op den duur zou 't U misschien vervelen. Ziedaar een praktische pater familias, ik ben verwonderd over m'n eiges. Ik vertrouw dat bruid en bruigom mijne voorstellen even gul opnemen als ik ze doe. Sans compliments. Met hartelijke groeten aan de jonge lui. tt. v.d.Linde |
|