Op een morgen zit ik weer in 't parterre. M'n mantel dicht om, en daar hoor ik in eens: ‘Neen m'nheer Legras, dat gaat niet. Jan Buderman is te vierkant en te zwaar voor een groom. Heeft u niemand anders. Heeft u geen jong actricetje die het doen kan? Een travesti is eigentlijk het best voor den groom.’
Legras beet op zijn potlood, en zei twijfelachtig, ‘ja!?’ en, mèt draait hij het staande licht de zaal in, naar mij toe. Wetend, dat ik stilletjes de repetities bijwoonde, dacht hij aan mij, en nog hoor ik hem roepen, het licht naar mij toedraaiende en met de hand boven de oogen, zoekend de zaal inziende: ‘Hes!... Hes!... kom jij eens hier, kind!’
Angstig ging ik naar achter (naar het tooneel). Legras naar me toe, keek me aan, nam me op en zei: ‘kindje, je moet in de broek!’ (tooneeluitdrukking voor: je moet een travesti-rol spelen).
Niet graag, m'nheer. Maar als het moet, moet het.
Op de tweede repetitie die ik had, zei Multatuli me, dat ik het naar zijn zin deed, en tot Legras: ‘Da's heel goed, zoo'n mager ding moest ik juist hebben!’
Drie, misschien wel vier weken lang hebben we gerepeteerd, 't Is niet te zeggen hoe ernstig.
't Werden voor mij heerlijke dagen, want behalve het geschil met Mina Kruseman was er een geest alsof we broers en zusters waren, en Multatuli de vriend van ons allen. Die man kon zoo eigenaardig hartelijk zijn en met een enkel word je voor altijd innemen. Toch vond ik Mina Kruseman ook eene lieve vrouw.
Eindelijk brak de groote dag aan, de dag der eerste voorstelling. Te Utrecht, niet te Rotterdam. Stampvol was de schouwburg en een succès, een succès! Multatuli moest op het tooneel komen. De studenten wierpen hem kransen op het tooneel. De menschen stonden allen op en klapten en trapten of het onweerde.
Meer herinner ik me niet van de instudering en de eerste vertooning van ‘Vorstenschool’, eindigde Mevr. Esther de Boer - Van Rijk haar vertelling op mijn vraag of er uit dien tijd nog iets in haar geheugen was gebleven - ‘alleen nog, dat Multatuli een groote vereering voor Dirk Haspels had, die den Koning, God zoo mooi! speelde. Multatuli kon Dirk - zooals wij zeggen - wel uit de hand eten.’
‘O, daar valt me nog iets in! Laat me u dat vertellen. Bij de eerste