van... verwildering - ik kan geen ander woord vinden, dat m'n bedoeling uitdrukt - waarin hy me bleek te verkeeren!
Moet dat Ontwikkeling heeten? Beschaving? Dan houd ik 't met de ónontwikkelden! De jonge man veroorloofde zich, 'n toon aanteslaan, dien ik niet zou geduld hebben, toen ikzelf - zéér lang geleden! - nog 'n onbeduidend jong mensch was.
Zulke manieren behagen me niet! Ze kwetsen m'n smaak, m'n begrippen over opvoeding (van individu en menschdom beide), m'n schoonheidsgevoel (dat één is met zedelykheid), m'n waardigheid, en vooral: de waardigheid der denkbeelden die ik verkondig, waarvoor ik gewerkt en geleden heb. Ik verkies niet, aan andersdenkenden 't voorwendsel te leveren tot de beschuldiging dat vryzinnigheid den mensch tot 'n vlegel maakt. Juist andersom! Ik geloof dat ontwikkeling leiden moet tot veredeling. Wie dit niet inziet, heeft my niet, of slecht gelezen. Waar ter wereld heb ik iets gedaan, gezegd of geschreven dat iemand het recht geven zou, my aantespreken alsof-i met me achter den ploeg had geloopen, of... daar vóór? Ja, daar vóór, want zoo'n gedrag, brute als 't is, kan by trekossen te-pas komen. By beschaafde wezens, niet!
Kort voor dat... vreemd bezoek, ontving ik 'n paar studenten uit Delft. Zy kunnen getuigen of ik vormelyk, lastig of kwalyknemend ben. Reeds in den Havelaar immers, gaf ik blyk van makkelykheid op dat stuk, door den kontroleur - 'n man van zekeren rang toch, die reeds veel gepresteerd had, en zeker 'n twaalftal jaren ouder was dan de heer V. Asperen! - te ontslaan van zekere vormen, voor zoo ver die lastig waren! Ik hecht niet aan styve gedwongenheid, maar wil daarom niet geacht worden plompe onbeschaafdheid in de hand te werken.
De heer V.A. mompelde iets over ‘Friesch’ of ‘friesche manieren’. Ik heb Friezen gekend, die zich behoorlyk wisten te gedragen. Doch al ware dit zoo niet, ik regel me evenmin naar friesche zeden, als naar die van Lapland. Ik geef van myn kant en vorder terug: quod decet! Indien 't niet-gelooven aan 't Godsspook van dezen menschenplicht dispenseerde, zouden we verkeerd doen dat spook te verjagen.
Ik acht het myn plicht, daar ik door Uw bemiddeling - nu tot m'n groot verdriet - met den heer V.A. in aanraking kwam, U van die ontmoeting kennis te geven ter informatie, en (des-verkiezende) tot naricht.-