Volledige werken. Deel 17. Brieven en dokumenten uit de jaren 1874-1875
(1986)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 203]
| |
Wiesbaden, 11 Dec. 1874. Beste Mina. Je raadt nooit waarom ik je schrijf! Voor een dag of drie heeft Dek 'n alleraardigsten brief aan je geschreven op 't refrein ‘dat Mina niet schrijft’, aardig, geestig en prettig en in verzen. Ofschoon ik even graag als Dek wat van je hooren zou, vertel ik me zelf dat je 't zeker druk hebt met lezingen en dergelijken. Ik ben werkelijk altijd bang het iemand lastig te maken door op schrijven aan te dringen. Ik zelf doe 't niet als ik niet iets bepaalds te zeggen heb. En zie, ik die zijn brief zoo aardig vond, ik had het ongeluk van te zeggen: ‘als Mina 't maar begrijpt je zoo op een brief aandringt. 't Was een verkorting voor dat je zoo in allerlei drukte zat en ik meende dat je ons lastig zoudt vinden dat wij altijd je tijd in beslag willen nemen door geschrijf. Maar zie, Dek neemt uit dat onnozele gezegde op dat ik jalours ben op jou! en laat zijn brief liggen 2 dagen, en gister heeft hij hem tot mijn spijt verscheurd. Ik was er kwaad om. Ja werkelijk kwaad, maar daarmee heb ik dien aardigen brief niet terug. Ik kan nu niet beter doen dan 't je vertellen, houd hem dan eens een strafpredicatie. Hij was verdrietig over andere dingen, anders zou hij 't ook niet gedaan hebben. Bovendien, weet je wel dat i mijn jalouzie niet altijd even briefverscheurend ontzien heeft. Maar nu op jou, hatelijk! Want weet je wel, Mientje, dat jij de heele eenige vrouw bent die niet geprobeerd heeft hem te verleiden. Getrouwde en ongetrouwde, jonge en oude, o, tot in 't gekke toe, hebben hem mij zoeken af te troggelen. Jij alleen niet. Daarom ben ik boos geweest toen hij dien aardigen brief verscheurde, en mij verdacht van 'n leelijk gevoel voor jou. 't Is te kinderachtig! Ik ben ook op die 1001 andere vrouwen niet jalours, al ben ik niet juist ingenomen met M. histories. Vraag hem dus alsjeblieft om jou brief - die hij in de kachel wierp - de ongelukkige! Hij is erg verdrietig, de Dek, om allerlei, en ik ben bezig met vertalen. Vos heeft ons geschreven dat je bij hem waart geweest. En M.F. 't hofjes-vrouwtje, dat je een loge gaf in de comedie! O prinsesje! (....) Waar ben je en wat doe je, lieve kind? Zeg Mientje, heb je copie van je brieven aan ons? Je wist eens een heele pagina zoo woordelijk aan te halen. Ik hoop toch van niet? Dag beste Mina. Mimi. |
|