Volledige werken. Deel 17. Brieven en dokumenten uit de jaren 1874-1875
(1986)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 183]
| |
[7 december 1874
| |
[pagina 184]
| |
Wél is't precies z'n genre, z'n uitdrukkingswys, z'n uitvaren, maar... beter, vloeiender uitgedrukt. Ik ontken dat-i meester van de taal was, en roem z'n verzen (ook als zoodanig) byna doorgaande ungeniessbar. Je brief begint met iets over ‘je zoogenaamd klein briefje van 6 velletjes.’ Welnu, er was 'n ander voorafgegaan. Dat ‘kleine’ briefje had klein moeten blyven, juist omdat die langere reeds verzonden was, en ik je niet overstroomen wou. Nu vraag je in je brief óf je navolging van Bilderdyk niet goed is? Ik weet zeker dat ik juist die navolging zoo uitstrekend vond, dat ik 't land had over 't te-gunstig karakteriseeren van B's ‘manier.’ Hy mocht willen dat z'n verzen zoo goed en glad waren! Maar niet over deze meening schryf ik, ik schryf over de vrees dat er een brief weg is, anders kón je onmogelyk vragen wat we van die verzen zeiden. Tic? Dat seuren over 't wegraken van brieven? Neen. Voor-eergister kreeg ik alweer 'n bewys in handen. Een Amsterd. koopman Aug. Schröder vraagt me, waarom ik den wissel op Wunderly & Co ‘voor eenige jaren’ ten myner behoeve door zekeren (my onbekenden) heer J.C. Tasch te Batavia by Schröder's filiaal genomen, niet gepresenteerd heb. Ik heb dien wissel nooit ontvangen! Ik verzeker je dat er veel brieven wegraken. Dat ik niet alle brieven rekommandeer, is vooral om den geadresseerde last te besparen, want de hollandsche manier op dit stuk is omslachtig. Hier worden de gerekommandeerde brieven even als de anderen bezorgd. Ik ben zeer ongerust. Er moet 'n brief weg zyn! Want je schryft: ‘vind je m'n parodietje op B's verzen goed?’ Als er stond: ‘ei, zoo, je vind m'n parodietje op B's verzen goed?’ als weerslag, maar neen, je vraagt óf ik 't goed vind. En ik schreef je juist dat ik 't zoo héél goed vond, al te goed, te goed voor parodie! O, beste Vos, hoe verdrietig is me die angst. God weet welke intimiteiten er in dien brief stonden! Het denken hieraan vergalt m'n genot. Ja, de hartelyke omgang met U en (....) is 'n heerlyk geschenk voor my. Het vervrolykt m'n nadagen. Ik voel in alles Uw (....) zièl, en de reinheid uwer aandoeningen, zoowel (....) Graag schreef ik je over - ik weet niet hoeveel onderwerpen! Gister avend heel laat al, begon ik - o komiek! - met... 'n reglement | |
[pagina 185]
| |
voor zekere voetreis door heel Holland die we in 1875 zamen maken zouden met ons drie-en-twintigen. (Lach niet, ik meende het 'n oogenblik.) We begonnen het lystje van deelnemers te maken: (....) en nog zestien anderen. Waarom 23? Ei, waarom minder? Waarom meer? De zaak is dat men by zoo-iets óf geheel alleen óf met z'n tweën of in groot gezelschap wezen moet. In 't reglement zouden fouriers benoemd worden, kassiers, opzichters over jok en ernst, inspecteurs van sentiment, censoren van geestigheden, o, 'n heele schepping! En zedelykheidsvoorschriften: De dame die in 'n dorp vuur ontsteekt in de harten, Vóór 'smorgens 2 uur na't opkomen van de zon, hoeft men niet te spreken. Wie aardig is vóór z'n tyd, beboet. Voorgangers in geestigheid worden door 't lot aangewezen. Eén dag in de week mag er geen wáár woord gesproken worden. Wie dit niet genoeg vindt, krygt dispensatie. Wie 'n oorveeg geeft aan een der dames van den troep, wordt heuschelyk vermaand. Alle liefdesaventuren moeten tusschen 11 & 12 uur voormiddag afloopen. De chef der bende is onschendbaar. Hy regeert autokratisch volgens vaste wetten die hem worden opgedrongen door de minderheid. Hy mag niet worden afgezet dan op verzoek van dezen of genen. By verschil van gevoelen tusschen twee of meer leden van de bende, zal op even datums der maand de lichtharigste gelyk hebben. Vóór twaalven echter de man of vrouw die den vorigen dag 't langst gezwegen heeft. Wie blyk geeft van verstoordheid, moet 1½ uur de bende op eenigen afstand volgen, dáárna aan den praetor rapport doen van z'n zieletoestand, waarop 't heele gezelschap hem vergeving zal vragen voor z'n verstoordheid. | |
[pagina 186]
| |
In dorpen, gehuchten, of buurten waar de herberg geen 23 personen vatten kan, benoemt de fourier onderfouriers die den troep deelen, en ieder voor zich z'n brok onder dak brengen, doch 't is verboden anders dan in t hoofdkwartier te ontbyten. Op de hei - - Nu, hoe we 't op de hei maken zouden, weet ik niet. Maar helaas, de heele zaak is onmogelyk. (....) 't Is jammer, want waarlyk 't zou 'n aardige equipée zyn! Juist om de grootte van den troep, en de daaruit voortspruitende grappige moeielykheden! Denk eens als we met ons 23 n op Urk (dit beduidt Urk.) aankwamen! En - heel iets anders, maar aardig ook! - te Leiden of Utrecht! En als we daar 'n voorstelling gaven. Heden avend (Naam heb ik nog niet. Dat zou voor jou rekening komen.) Elk der leden zal zich in z'n byzondere gaven doen kennen en wel, als volgt:- Och, gekheid! Maar 't spyt me dat het gekheid is! Als we vry waren! Buiten de hindernissen die (....) ons in den weg staan, zullen ook al die anderen wel hun bezwaren hebben! 't Is jammer! Ik ken nog iemand dien ik gaarne meê zag gaan (V. Verschuer, de artillerie officier, 'n beste beste kerel) En zeker zoudt gy V. D Linde & z'n vrouw voorslaan! O, we kregen de 23 zeker vól! En onder weg zouden velen zich willen aansluiten, 'n ware processie naar O.L.V. van excentriciteit. Maar we zouden exclusief zyn! 't Moest al 'n heele kerel zyn, die mee mocht! Toch zouden we - want de jeugd is grootmoedig - ieder vrylaten zelf z'n 22 kameraden te zoeken, en z'n eigen weg te gaan. Ach, ik zie in m'n gedachten ons aankomen te Molkwerum, te Urk, in den Gelderschen achterhoek! Jammer, jammer, dat het nooit zal kunnen! Stel je eens voor, het binnentreden in 'n boereherberg van den prefect, praetor, chef custos, - hoe zal de aanvoerder heeten? hertog? - die 'n speech houdt om den Wirth te beruhigen, die meent dat de pruisen in aantocht zyn! De bereddering over 't aanschaffen van | |
[pagina 187]
| |
levensmiddelen! 't Bekyk van de boerejeugd! Ik zou 'n oratie houden op 't dorpsbruggetje.- Dit brengt me op Rambach! Zeker zult ge 'r wat aardigs van maken. Vergeet de zwynen niet, die komen aanloopen op de bazuin. opstandingsparodie! En dien mnheer Schwein - zoo erg diep betreurd door de zeugjes en zwyntjes die hy naliet - liggende op dat kerkhof! En dat kerkhof zelf, allerchristelykst geincrustreerd in 'n romeinsch castrum! Ja, ja, ja, behandel dat, il y a de l'étoffe voor je! M'n vliegerhistorie, perfect! (Zonder gekheid, vraag eens 'n deskundige - jongetje of doctor in de fysica - naar de theorie van den vlieger, of liever van 't vierkánt. Ik bedoel: verhouding van lengte & breedte, en vooral van de toompjes. Myn vierkanten waggelen en zwaaien altyd. Ook moet ik weten hoe de lengte en de zwaarte van den staart bepaald wordt? t Is te hopen dat ik in 75 beter slaag dan tot nog toe. O, in '30, 32! ‘We zingen het den dichter na: the time of my youth is the time of my glory.-Ga naar voetnoot* Ik was aan n tusschenzin, geloof ik, maar vergat hem te sluiten. Wie zonder tusschenzinnen schryft, is 'n leugenaar. (goed onderwerp voor een der 23 voordrachten te Leiden.) En nu ga ik je brief volgen, om te zien wat antwoord vereischt. Ik zeg je, onder verzekering dat ik niet slordig omga met kwalificaties van deze soort, dat Van Vloten 'n slecht mensch is: Vergelyk eens zyn toon tegen iemand die hem - naar-i meent - niet deeren kan, met de vieze zoeterige apologie in de zaak van Modderman. Dát kenschetst 'n mensch. Uw opmerking dat-i wel dames maar geen heeren aandurft, zal hem, vrees ik, niet treffen. Integendeel, nu juist zal-i ook heeren uitschelden en voor 't eerst niet om uw meening te ontzenuwen. Want hy rekent op de zeden die den beroerdeling veel te veel beschermen. Ik vrees, me niet te kunnen inhouden, als ik hem ontmoeten mocht. Dit schreef ik dan ook naar Antwerpen, toen er kwestie was dat ik hem daar zien zou. We waren daar te logeeren gevraagd door dezelfde persoon, zekere heer Michiels of Machielse. Nu, ik had al bedankt, maar kon niet laten tenovervloede te schryven dat ik met V. Vl niet zou kunnen samen zyn zonder hem te schoppen.- | |
[pagina 188]
| |
Ik lees in 'n annonce van Ter Gunne dat in z'n Bloemlezing van Bilderdyk ‘al de treurspelen’ zyn opgenomen 't Staat er! Je dacht misschien aan andere bloemlezingen. (Die kerel leeft van harken en schooien en schelden.) Iemand te Rotterdam zendt me geregeld de... Asmodee met permissie! ('n vod, en niet eens franchement-gemeen meer, als vroeger. Na de conversie van dien redakteur is 't ding fatsoenlyk-gemeen geworden, en spreekt van ‘God & Christus.’ Meent Alb. Thym dáármee z'n katholiek standpunt te verbeteren?) In die Asmodee nu, lees ik geregeld een annonce van: ‘Galante dichtluimen van Hendrik Riemsnyder en W. Bilderdyk met een Inleiding van Van Vloten.’ Ik ken dien Riemsnyder slechts by renommee, en begryp dat hy 'n soort van Pietje Boddaert was. Maar ik weet ook, wat op de 4o blz van 'n Asmodee, 't woord: ‘galant’ zeggen wil. En ik let op andere stukken van V. Vloten! Alles saemgenomen moet die kerel geweerd worden uit fatsoenlyke kringen. Zie eens byv. wat hy durft geven als letterkunde, in Levensbode VI, 3. ‘een voorlooper van Jan Salie.’ Dit opschrift deugt ook al niet, want de plompe laffe farce die hy hier - quasi-letterkundig geannoteerd, maar de werkelyke moeielykheden slaat-i over - nu 't vod dat hy hier geeft is misselyk. Zulke vuiligheid smaakt hem, en ik zeg er by dat ze hem voegt. Altyd wroet hy in alkoofzaakjes. Z'n zoogenaamde - heel gebrekkige! - verdediging van V. Haren beweegt zich ook op zulk terrein. Z'n insidieuse vraag, ‘hoeveel huishoudingen ik tot m'n last heb’ hoort er ook toe. Net als 'n hond snuffelt hy riekende rond, en tracht zyn onbeduidendheid als taalkenner en schryver... (waarschynlyk keurt gy deze omschryving van z'n talent af. Dit is uw recht. Maar myn recht is, u te verzekeren dat ik 't meen, dat ik aanneem het te bewyzen, dat m'n oordeel niet voorvloeit uit rancune! | |
[pagina 189]
| |
y geschreven. Zoudt ge daarom al de y's in Melis Stoke voor upsilons uitmaken? Doch niet hierin zit de kwestie. De kwestie is: waarheid en eenvoudigheid. Een i en een j geven nooit den y-klank. En de y staat beter. Dieper zit de zaak niet. Al wat ooit de Hilaridessen (d.i. byv. Bilderdyk en V. Vloten) over dit zaakje beweerd hebben, is onnoodige schoolmeestery. En ze zyn niet eens konsekwent in hun eigen meeningen. Overigens ontken ik dat dit 'n kwestie van taal is. Taalkunde betreft heel wat anders! Met zulke ij en y-praatjes houdt zich de parasiet-letterkunde staande. Help mee aan 't uitroeien daarvan! Onze plicht is, die kerels met minachting & spot te behandelen, omdat ze hun smeerkaarsjes willen opdringen als zonnen. Oef! En ik had je nog zooveel te schryven! Die vervloekte i j! Kyk eens hoe netjes de y staat! Of ik taalkunde wil laten afhangen van gemak en netheid? Taalkunde, neen! Maar spelmanier en typografie wel. Heé, tupogr - t Is'n nagel aan m'n doodkist dat je de y niet wilt aannemen, en 't zou 'n heele plank aan de kist van V. Vl. wezen als je't wél deed. De zaak heeft waarachtig niets te maken met taal! De y is 'n protest tegen overbodige en daardoor schadelyke schoolmeestery die de taal smoort, vilt, doodt, en die zich in haar plaats zet! Zoo'n De Vries! En men klaagt over slechte tyden! Zou in Cicero's tyd, iemand aan den kost hebben kunnen komen door 't doceeren van onderscheid tusschen scherpe lange korte dubbele of ondubbele... weet ik het? En de Grieken? Schreef niet ieder z'n eigen dialect zooals-i meende 't best in teekens voortestellen wat hy te zeggen had? Was ϑαλαττα 'n fout, voor de ϑαλασσα - zeggers? Ik beweer dat 'n Fries mag schryven: brood, en wy Hollanders broot. Want zóó zeggen we! Maar wijn voor druivensap zeggen wy Hollanders niet. De professioneele spellingmannen weten gemeenlyk zeer weinig | |
[pagina 190]
| |
van taal. Ze spellen eiland met ei en 't water waaraan Amsterdam ligt, met 'n y. Zulke voorbeelden van inkonsekwentie kan ik honderden aanvoeren. (Hoovaardy en Hoveling. Die woorden zullen toch wel van 't zelfde ‘Hof’ komen. In Hroswitha's overdrukje (zyzelf zond het me gister) vind ik ‘pyl’ met de pen in ‘peil’ veranderd, namelyk 't wapen in 't merk dat 'n hoogte aanduidt. Welnu ook De Vr. & t W. maken dit onderscheid en bedriegen zich. Het eene is peil sive pyl en 't andere pyl sive peil, want dat hoogtemerk was steeds 'n flêche. Nu moet die arme Hroswitha correcties maken omdat onze spelpraetoren gek zyn! Wat overigens wettigt dat ze pyl (flêche) niet met ei schryven, zy die altyd (heel mal) hun gronden halen uit 'n andere taal, weet ik niet. - t Is zonde dat ik (....) schryvende, m'n velletjes vol maak met zulk geseur over niemendal. Nu kibbelen over ei of y of i..-j zou niemendal zyn als niet dát gekibbel belang kreeg door 't bederven van wat beters. Ook de philoxera druivenluis is 'n nietig beestje, en de aardappelkever beteekent niet veel, maar 't uitroeien van die bedervers is geen nietigheid. Daarom druk ik zoo op die dingen. En de geslachten. Mies zit te vertalen en vraagt me nu en dan of't een of ander woord vrouwelyk is. Zooeven: klip. Toevallig wist ik... niet hoe 't is maar wat De Vriezen en V. Vloten's en De Jagers er van blieven te zeggen. (Makkelyke kostwinning!) En ze liegen. Levenlooze voorwerpen zyn in 't Hollandsch mannelyk of onzydig, maar vrouwelyk nooit. Die schoolfratsen moesten wy ontgroeid zyn. Heb je ooit 'n tafel horen aanduiden met ‘zy?’- Dat er 'n brief moet weg zyn, hindert me vreeselyk. Telkens komt me wat voor den geest waarvan ik niet weet of ik 't in dien brief schreef, of in 'n ander. Zeg eens, spreek ik in den brief die kort wezen zou, niet over 'n anderen? (....) zenden, althans niet allen, want dikwyls heb ik zóó slecht gespeeld dat-i my verachten zal. Jy, ongelukkige, weet niet hoe 'n goede schaker neerziet op 'n knoeier! Sedert lang zoek ik naar 'n juisten term om m'n standpunt in 't schaken te beschryven. Zie ik speel prachtig mooi, maar byna altyd: op 'n beetje na, en van dat beetje maakt m'n party gebruik. Neen, zóó is't niet. Laat ik zoo zeggen: m'n fouten zyn aanbiddelyk eenig. Ze kúnnen niet stommer! - | |
[pagina 191]
| |
't Doet me pleizier te zien dat komieke (....) dit belet niet dat het gek is my voor te stellen als zoo by-uitstek óndeugdzaam- Hm, we waren aan V. Vloten, en z'n vuilnis-manie, z'n schandpaaljacht, z'n alkoofgesnuffel, z'n - o, o, o, ik zou hem 100 namen geven van gemeener soort, als ik m'n brief niet wat fatsoenlyk moest houden (....) Dát gaat voor! Ik ben ‘hysterisch’ zegt-i. 't Is wel mogelyk, althans ik heb geen lust die stelling te bestryden. Maar wél bestryd ik z'n bewering dat die fraaie eigenschap blykt uit m'n behandeling van Bilderdyks Floris! En ‘vertoonziekte’ ontdekt hy in m'n y. Laat ons nu even zien wat wy in hém ontdekken by... Ik ben daar aan't zoeken gegaan van 't stuk dat ik bedoelde, maar 't niet gauw genoeg vindende, geef ik 't voor heden op. Het licht V. Vloten's vieze hebbelykheid aardig by. In 'n klein ‘litterarisch’ berichtje omtrent 'n engelschen schryver (Sheridan? Sterne?) dat 'n regel of zes lang is, zoekt en vindt de letterprofessor aanleiding om den Volke meetedeelen dat die schryver... wel eens by 'n vrouwspersoon sliep. Hieraan wydt hy zeker 'n dertig regels. t Komt by de heele zaak niet te-pas, en men is gerechtigd tot het vermoeden dat de litterarische aanloop van 't stuk maar 'n pretext is om te verlossen van die ontzettende byzonderheid! Over 't geheel schynen de meeste menschen den coïtus voor 'n allerbelangrykste zaak te houden. Dit nu is-i ook! Hy is 't phusisch (wat zeg je van m'n υ?) hei, psuchisch, maatschappelyk, hei alweer, hugiëisch, hugiënisch (hoe noem je t?) Maar niet in een van die beteekenissen wordt de zaak opgevat. Zelfs dringt men die beteekenissen zooveel mogelyk op den achtergrond, om de zaak alleen pikant te vinden in haar hoedanigheid van matière à scandale! In m'n Ideen zeg ik ergens dat dit voortvloeit uit afgunst. En, schryvers die hierop spekuleeren met 'n gemaakte moraliteitsverontwaardiging... Ik vraag U of dit mág? Of 't niet commun is? En... ik breng deze opmerking omtrent V. Vloten in verband met het patrocineeren van: ‘galante’ dichtluimen. Kyk, met al m'n liberalisme zou ik dit niét doen! Juist ik niet, die heel zacht oordeel over afdwalinkjes op dit stuk. | |
[pagina 192]
| |
Nu in-godsnaam halt over dien kerel! Dit zeg ik niet tegen jou maar tegen mezelf.- O, ik heb je veel te schryven. En serieuze vragen te doen. Kyk, ik wou eens met je overleggen wat de plichten zyn die vriendschap oplegt? Want, ik zit nu-en-dan (en vooral sedert eenigen tyd met vraagstukken in den brand die op dat terrein thuishooren, en: die kwesties zullen zich weldra méér voor- (....) krygt, en Mult. Niet.’ Ik ook.- Ik ben zeer bly met Uw oordeel over Mina Kr.'s dictie. Zie, ik had daarover geenszins 'n ongunstig idee, maar ik had er geen idee over. En de Kranten sloegen - stom genoeg - byna zonder onderscheid die hoofdzaak over. Dit deed me vreezen dat zy zich onevenredig veel had toegelegd op pose gesten en mimiek. Nu ben ik gerust. Waarin komt je stuk over Rambach? Spel niet Tschar - maar Tschaturanga. 't Grondwoord is (eenvoudig holl. gespeld) tsjator of tjator = quatre = vier. tsjatoranga = vierzydig. Die spelling! Zie, is 't n fout als we 't woord Tji-andjoer (de hoofdplaats der Preanger - schryven zooals we't noemen: tjanjor? Hier kom ik haast weer in de buurt van V. Vloten. Dat ikzelf begon over die r te veel in tsjaturanga is omdat hy, juist óm de nauwe verwantschap met quatuor zoo in't oogvallend zondigt. (Ook in 't nóg thans gesproken Maleisch is main (mahin) tjator = schaken, het vierkant-spel spelen. papan tjator = vierkant bord, schaakbord. Deze pedanterie heb je te wyten aan... V. Vloten. Ik kan niet velen dat die kerel meespreekt over taal, en zelfs over wat hy voor taalkunde uitgeeft. Ik weet er meer van dan hy ook al beweeg ik me op zyn terreintje dat zeer nauw is. Ik houd me overtuigd dat-i aan ur-gronden nooit gedacht heeft, en zelfs niet aan 't betrekkelyk modern Sanskrit. Hy meent al heel na aan de bron te zyn met Grieksch, Latyn of gothisch! Eilieve dat's alles van gister! Ware taalkunde staat tot zulk geknoei als geologie tot pieren zoeken. (De opmerking over tsjator hoort by de pieren. Zoek ze niet dieper)- Ja, ik ben erg benieuwd naar je stuk over Rambach. Vergeet de zwynen niet, zooals je deed op je teekening! Wat kan men verwachten van iemand die aan Maxje geen kussentje, en 10 × 10 = 100 ruiten aan 't schaakbord geeft! Ik zal 't aan V. De | |
[pagina 193]
| |
Linde zeggen die uit z'n vel zal springen, en 't oogenblik verwenschen, waarop hy je 'n hand gaf, of geboren werd. Zie Job. Ik houd veel van Job. Dat 's n kerel! Hy wou ‘procedeeren in geschrifte’ met Z.M. God!- Ja, er staan heerlyke stukken in den Bybel! Jy vooral, dichter, moet ze schoon vinden. Meen niet dat ik Huet vergeet die je géén dichter noemt. Dit is ál te gek. Neen, ik vergeet niets van dien aard, ook onze beste Mina niet. Ik wou niet graag sterven zonder me aan haar zy gezet te hebben.- Antwoord toch in godsnaam niet op alles wat ik je schryf. Dan zou ook ik weer antwoorden, en ik wíl geen lange brieven meer schryven, nooit nooit! jy (....) heelemaal gelezen hebt. ik zal jelui helden noemen en in de sterren zetten. Heel hartelyk gegroet, heel hartelyk, ook van Mies die innig over jelui spreekt... Dag beste kerels Dek
Antwoord heusch niet! Ik meen het. Deze recommandeer ik, en ik zit dan niet in angst over 't wegraken. O ja van Rambach, dit nog. Die kinderen zongen en misschien kan je tepas brengen wát ze zongen. 't Was 'n lied van Claudius: Sei brav, mein Sohn in freud' und Leid
Bleib } redlich bis an's Grab
Sei } redlich bis an's Grab
Und weiche keinen Fingerbreit
Von Gottes Wegen ab.
(Niet letterlyk. Ik heb
(....)
Maar dát was 't lied.
We willen hopen dat die kinderen zich daaraan houden.-
Dat zal God en Claudius pleizier doen.-
Woensdag. Ik heb je nog veel meer te schryven, maar ben beschaamd 'n 12 vel te beginnen. Heden hoor ik dat V. Vl. me weer | |
[pagina 194]
| |
aanvalt in 't Schoolblad. Maar Versluys verdedigt me dapper. Ik merk dat V. Vl me in partikuliere brieven aantast over Mimi. Dat is weer vuil! Ik zeg je dat-i 'n slecht mensch is, 'n lage kerel. Zeg, (....) je je niet aan (....) verbranders? De (....) nuttige zaak! Ik wou (....) ook van dienst. K (....) an ik door 'n kleine contributie lid worden? *(....) Wanneer Publiek er waarde aan gehecht en op de Voorstelling aangedrongen had, zouden zy 't gekend hebben. Er bleek nu met-een dat de directeuren der eerste troep in Nederland, noch Spectator lezen, noch het Tydschrift van den Tooneelbond. Dit kenteekent de toestanden. Met zeer groot genoegen lees ik de Levens van Cornelis en van David J. v. Lennep! Daarover is 'n schat van opmerkingen te maken. Somme toute: we zyn erg achteruit gegaan sedert 100, 80 & 50 jaar, zoowel maatschappelyk als wetenschappelyk en politiek! Door allerlei samenloop is misschien de uiterlyke toestand beter (en niet eens in alle opzichten) maar de menschen beduiden meer dan nu! Meen niet dat ik alles aanneem, wat V. Lennep (mijn Jakob) schryft. O neen, ik heb veel aanmerkingen die zeker noch hem noch de familie aangenaam zouden zyn. Maar toch, over 't geheel: we zyn achteruitgegaan! Onze tyd staat tot de periode 1770-1830 als... Willem III tot Willem I. Deze was inderdaad 'n individualiteit. Er leefden toen ‘personen’ met eigenaardig cachet. Thans is alles opgelost in 't parlementarisme, in 't samendoen, in 't collectieve, zóó zelfs dat geen individu bruikbaar is zonder niemendal te wezen. Van Heemskerk geen antwoord. Falck en Elout zouden geantwoord hebben! (....) Er is behoefte aan 'n Engel des Heeren die vaderlyk slaat met pestilentie. Maar dit is nu 't chapiter niet. Ik vraag of ge U moogt bederven door spelen op de buit? ‘Dit heb ik niet voor 't zeggen’ is Uw antwoord (....) Ja, Mimi maakt 'n drama. Wat ik er van hoorde... kan goed zyn, of tot iets goeds leiden, maar dit neemt niet weg dat ik opzie tegen de beoordeling. Ik hoop dat ik 't in gemoede goed kan vinden. Zy is aangestoken door de flinke optreding van Mina Kruseman, wil geld verdienen, my steunen, onafhankelyk zyn, que sais je! En ik ben beu van schryvery. Ik timmer liever. M'n voorlaatste schaakparty heb ik zeer snel opgegeven. Heel in den beginnen maakte ik 'n allerstomste fout, en ik wou de executie niet rekken. Er is nu 'n andere begonnen | |
[pagina 195]
| |
waarvan nog niets te zeggen is. Ook zulke partyen habent sua fata. 't Zit 'm niet alleen aan 't meer of min goed spelen. Zie, ik maakte in die vorige party 'n fout. Dit geschiedt meer, en ook m'n partner maakt wel eens 'n fout. Maar was 't nu niet fataal dat myn fout zoo op-eens decisief was? Zoo uitgezocht verderfelyk? (....) |
|