Lieve beste Mina!
(....)
‘En wanneer trouw jelui?’ Zoo spoedig 't kan. Kyk, hier wil ik niet als ‘afgekondigd’ in de krant staan, omdat de luî die ons hier kennen, niet beter weten of we zyn getrouwd. En verplaatsen kan ik me nog niet. Dit hangt dood eenvoudig af van wat bywerken van m'n achterstand met Funke. 't Is nu juist 'n vol jaar dat ik door veel zaken erg belemmerd ben geweest. De eene hinderpaal volgde op den ander. Nog-eens: We trouwen zoodra dit kán. Het moet, helaas! Ja, helaas. Wij allebeî vinden 't 'n verdrietige noodzakelykheid, en ik verzeker je wel dat we 't niet zouden doen als we onafhankelyk waren van de wereld. We doen 't alleen om niet met steenen en slyk te worden geworpen, even als men in 'n roomsch land z'n hoed afneemt voor 'n processie. 't Is 'n gemeene geschiedenis.
(....)
Maar... noodzakelyk is het!
Heel graag zou ik zien, dat de verplaatsing die 't Huwelyk zal voorafgaan of vergezellen ons wat nader by je bracht, want we hebben je heel lief.
(....)
Ik wou heel graag precies je aandoeningen weten als de dag van 't optreden nadert, en op dien dag zelf. Ja, op 't uur! ‘Moed-houden’ behoef ik je niet aan te raden, daar ben je te kordaat voor. Ik heb de beste hoop, en kán me niet voorstellen dat je maar middelmatig voldoen zou. Als je dol veel van me hield, zond ik je op dien laatsten dag 'n woordje, 'n talisman, 'n bloem, n'importe, om je te steunen. Maar we zyn niet op sentimenteelen voet met elkaar, vooral omdat je daar boven staat. Toch voel ik heel, heel hartelyk voor je, en wat Mimi aangaat, ik ben zeker dat ze schreien zou als 't je tegenliep; zorg in-allen-geval dat we vóór je optreden je adres hebben, zoo te Amsterdam als te Rotterdam. Zie je, al kreeg je dan maar 'n vriendelyk groetje.
't Is 'n vervloekt ding dat we je niet zien zouden! En dit kan dan ook niet zoo blyven.
(....)
O, dit gaat jou aan, auteur! Zoo was ik onlangs heel tevreden over zeker schryven in 'n holl.-indisch krantje ‘Insulinde.’ De man