'n herdruk van bundel die ik onlangs voor de pers gereed maakte - onlangs, ja, maar toch vóór Uw eerste stuk in den Zaanlander - betuigde ik myn dank aan den Sneeker, Jufvrouw Kruseman en Vosmaer. Het spyt me nu erg dat ik op dát oogenblik U niet noemen kon. By eerste gelegenheid zal ik dat aanvullen.
Nog-eens neem voor heden m'n kort schryven voor lief. Behalve velerlei andere oorzaken, ben ik onwel ook. Ik heb 't ‘spit’ in den rug, 'n kwaal waarover gemeenlyk gelachen wordt, maar die niet mag geminacht worden. In allen geval is ze genoeg van belang om nadeelig te werken op 't denkvermogen. En ik die, juist dezer dagen m'n hoofd zoo noodig heb!
Wees vriendelyk en hoogachtend gegroet van
t.a.v.
Douwes Dekker
Meen niet dat ik Uw Spectator-plan vergeet, al deug ik zelf dan niet voor zoo-iets. De heer Schook was hier, maar ik had redenen hem niet over de zaak te spreken. Toch blyf ik erby dat zyn medewerking gewenst zou zyn. Hy heeft 'n eigenaardige manier om feiten te leveren. Geen mooischryvery, maar bouwstoffen. Dit is niet te versmaden.
Waarom ik met S. niet sprak over Uw plan - of niet businesslike althans, wel terloops - ligt hierin dat ik eerst Vosmaer daarvan wil kennis geven, ten einde geen schyn van verdenking uittelokken dat ik ondershands den (ouden) Spectator benadeelen wil. En... aan V. heb ik nog niets van de zaak kunnen schryven om redenen van heel anderen aard. Al die dingen gelyken op 'n schaakparty: 't eene stuk kan niet verzet worden, voor 't andere heeft plaats gemaakt.
My nu staan overal stukken in den weg! Als ik 't U uitlegde, zoudt ge zeggen: Ah!
Ook met het hier halen van m'n dochtertje is dit het geval, helaas! Een ellendige verwikkeling!