| |
| |
| |
Biografische aantekeningen
| |
| |
Admiraal, Aart -: geb. Goedereede 13 oktober 1833, overl. Schoonhoven 12 november 1878, als directeur van het telegraafkantoor aldaar. Schreef onder het pseudoniem Aramaldi in De Dageraad. Auteur van een maçonieke roman Hoe hij koning werd (2 dln. Dordrecht 1863), van een reeks Flakkeesche vertellingen (in het tijdschrift Eigen Haard) en van enige literaire essays die gebundeld werden als Oudheden (1878). |
Bientjes, Jan Alle -: geb. Hellevoetsluis 26 april 1848, overl. Amersfoort 4 januari 1931, werd leraar wiskunde in Amsterdam, huwde 1873 met Geertruida Jacoba Hulst (1850-1930), was enkele jaren redacteur van de progressieve Zaanlandsche Courant, werd directeur van de Rijks Opvoedingsgestichten te Veenhuizen en te Haren (Gron.) en vestigde zich na zijn pensionering eerst in Nijmegen, tenslotte in Amersfoort. |
Clant van der Myll-Piepers, Adriana Jacoba Francisca -: geb. 's-Gravenhage 19 september 1842, overl. Hilversum 3 augustus 1923 als weduwe van Mr. A.J. Clant van der Myll (1827-1909). Onder de schuilnaam Holda publiceerde zij gedichten en prozaschetsen; als protegée en vriendin van Mr. Carel Vosmaer werkte zij in de jaren '70 mee aan de Nederlandsche Spectator en publiceerde daar o.a. een bespreking over Multatuli's Woutertje Pieterse. Later verzorgde zij onder eigen naam vertalingen, niet enkel uit het Frans, Duits en Engels, maar ook uit het Noors en het Italiaans. Vooral de drama's van Ibsen hadden in haar vertaling een groot succes. |
Cohen Stuart, Abraham Benjamin -: geb. 's-Gravenhage 17 maart 1825, overl. Batavia 6 februari 1876. Studeerde te Leiden, daarna aan de Koninklijke Akademie voor de opleiding tot indisch ambtenaar te Delft, waar hij in 1846 het radicaal verwierf. Werd in Nederlands-Indië voornamelijk belast met het vertalen van de wetgeving in Maleis en Javaans. Door zijn studie van het Javaans en het Kawi, alsmede van de indonesische cultuurgeschiedenis ont- |
| |
| |
wikkelde hij zich tot een erkend deskundige die herhaaldelijk door het gouvernement als adviseur werd gevraagd. Hij publiceerde De geschiedenis van Baron Sakendher (1851) en Brata Joeda of de strijd der Bharata's (Verhandelingen van het Batav. Genootschap XXVII-XXVIII) en kwam in 1873 tijdens een verblijf in Nederland in kritische correspondentie met Multatuli, met als gevolg de polemische brochure Multatuli en Jocrisse (1874). In februari 1875 verleende de rijksuniversiteit Leiden bij haar derde eeuwfeest hem een eredoctoraat. |
Douwes Dekker, Auguste Henri Edouard -: geb. Amsterdam 9 september 1850, overl. Batavia 24 maart 1924, oudste zoon van Multatuli's broer Jan (1816-1864) en diens tweede vrouw Louise Marie Elise Adolphine Bousquet (geb. Maastricht, 25 december 1825, overl. Batavia 8 januari 1910). Hij had drie broers en drie zusters: |
Henri Jean Marie (geb. Bowerno 21 oktober 1852, overl. 's-Gravenhage 22 juni 1910); |
Camille Eugène (geb. Bowerno 10 maart 1854, overl. Soerabaja 18 december 1900); |
Lucie Jeanne Marie (geb. Bodjonegoro 22 maart 1875, overl. Richmond (Eng.) 2 oktober 1940); |
Marie Thérèse (geb. Delft 28 mei 1858, overl. 's-Gravenhage 20 november 1931); |
Emilie Mathilde (geb. Brummen 11 december 1861, overl. 's-Gravenhage 28 april 1919); |
Hugo Charles (geb. Grissee 7 mei 1863, overl. Utrecht 2 maart 1940). Twee dagen na zijn veertiende verjaardag verloor Auguste zijn vader; onder moeilijke omstandigheden gaf de weduwe haar kinderen een verzorgde opvoeding. Auguste kwam op een bank en werd later makelaar in effecten. Hij was muzikaal zeer begaafd en speelde ook uitstekend schaak. In 1875 huwde hij te Soerabaja met Louise Margaretha Neumann (geb. Pekalongan 2 maart 1844; overl. Batavia 17 juni 1899). Uit het huwelijk werden vier kinderen geboren: een dochter en drie zoons. (Pée 1937, blz. 430-438) |
Gerdessen, Lodewijk Elbert -: beroepsmilitair en auteur, geb. Vierlingsbeek 21 november 1837, overl. Haarlem 12 december 1911, werd in 1858 tweede luitenant der infanterie, in 1861 eerste luitenant, in 1870 kapitein. Deze laatste bevordering vond plaats terwijl
|
| |
| |
hij in Nederlands-Indië was. Hij beschreef die periode in zijn boek Vijf jaar gedetacheerd. Indische schetsen. Amsterdam P.N. van Kampen & Zoon, 1873. Hij zond dit werk aan Multatuli, die blijkens zijn brief d.d. 1 juli 1873 waardering had voor de objectiviteit van de beschrijvingen. |
Holda -: pseudoniem van A.J.F. Clant van der Myll-Piepers; zie aldaar. |
Linde, Anthonie van der -: in zijn Biografische aantekening is een drukfout geslopen; verzoeke in V.W. XV, blz. 798 bovenaan het jaartal 1896 te verbeteren in 1876. |
Mansholt, Derk Roelfs -: zoon van Ubbo Janssen Mansholt en Tettje Jochums Schmidt, geboren Ditzumer Hamrich (Dtsl.) 29 maart 1842, vestigde zich als landbouwer te Meeden (Gron.), huwde 3 maart 1869 met Aaltje Willems Dijkhuis (1837-1915), weduwe van Harmannus Franssens Tonkes, werd 17 juni 1873 genaturaliseerd als Nederlander, correspondeerde sinds begin 1874 met Multatuli en ontwikkelde zich mede onder diens invloed tot radicaal-progressief publicist op landbouwkundig, politiek en sociaal-ekonomisch gebied; hij woonde later op Thorum (Westpolder, Vierhuizen, gem. Usquert) en overleed te Groningen op 1 augustus 1921. |
Op de Coul, Theodorus Hubertus -: geb. Roermond 9 december 1850, overl. Wiesbaden 17 maart 1874. Zoon van de wolhandelaar Jean Op de Coul (Maasbracht 28 september 1815 - Amsterdam 23 februari 1876) en Anna Catherina Hendrix (Kevelaer, Dtsl. 14 augustus 1818 - Roermond 27 januari 1853). Theo had drie zusters en een oudere broer. Toen zijn moeder kort na de geboorte van haar vijfde kind was overleden, hertrouwde zijn vader in april 1856 met Christina Helena Nozeman (Grevenbricht 7 oktober 1821 - St. Odiliënberg 24 juni 1906). Uit dit tweede huwelijk werden vier zoons geboren. Terwijl zijn bijna vier jaar oudere broer Josephus Hubertus leraar Nederlands en Frans te Helmond werd (later te Amsterdam, daarna te Semarang; overl. te Brussel 1895), werd Theo koopman in textiel. In 1873, toen hij in correspondentie kwam met Multatuli en diens werken toegestuurd kreeg, was zijn adres: Melick-Herckenbos bij Roermond. Volgens Multatuli's brief aan Funke d.d. 19 september 1873 waren er plannen om Max Havelaar in het Frans te vertalen, maar waarschijnlijk betrof het in dit geval Josephus. In december 1873, ernstig ziek en als afvallige
|
| |
| |
tegengewerkt door zijn stiefmoeder en de geestelijkheid, deed Theo een beroep op Multatuli; deze nam hem en zijn zuster Mathilde (officieel Maria Mechtilda Elisabeth; 1848-1911) bij zich in huis. Daar overleed Theo bijna drie maanden later. (E.M.A.H. Delhouque, Genealogie van Roermondse geslachten, deel I, Maastricht 1956, blz. 145.) |
Perk, Christina Elisabeth -: geb. Delft 26 maart 1833, overl. Nijmegen 30 maart 1906, behoorde tot de eerste generatie nederlandse feministen; zij was éen der oprichters van de Algemeene Nederlandsche Vrouwenvereeniging (1870), oprichter-redactrice van Ons Streven (1870), weekblad voor vrouwen, en stichter van de vereniging Arbeit adelt (1872); in 1873 maakte zij met de fel-individualistische Mina Krüseman een tournee door Nederland; met haar bracht zij ook een bezoek aan Multatuli in Wiesbaden. Betsy Perk schreef talrijke romantisch-sentimentele of quasi-historische novellen en toneelstukken, die blijkbaar genoeg aftrek vonden om de uitgave ekonomisch verantwoord te maken: Een kruis met rozen (1864); Wenken voor jonge dames (1868); Elisabeth van Frankrijk (1871); Mijn ezeltje en ik (1874); De starren liegen niet. Drama in vijf bedrijven (1875) enz. Haar neef, de tachtiger dichter Jacques Perk (1859-1881), voelde voor deze zwakbegaafde en ook lichamelijk misdeelde vrouw een zekere beschermende genegenheid. Het retorische en chaotische, maar vanwege de omvangrijke dokumentatie niet geheel onbelangrijke boek Jacques Perk, geschetst voor 't jong Nederland der XXste eeuw (1902) is haar enige blijvende verbinding met de literatuur. |
Switzar, Johannes Leonard -: bekend nederlands schaker ('s-Gravenhage 23 september 1838 - ald. 16 juni 1916), stamde uit een katholieke familie van zwitserse afkomst, werd opgeleid voor apotheker en vestigde zich als zodanig te Amsterdam; hij was daar tenslotte eigenaar van de apotheek Heidenrijck in de Spiegelstraat. Na die te hebben overgedaan verhuisde hij naar Beek en Donk, en bekleedde er van 1880 tot 1887 het ambt van burgemeester; in Maarssen gevestigd, was hij daar van 1900 tot 1909 katholiek lid van de gemeenteraad.
Op initiatief van Multatuli heeft Switzar met hem tussen 17 juli 1873 en 18 maart 1875 zes partijen correspondentie-schaak gespeeld. Voorzover bekend hebben zij elkander nooit ontmoet. In 1874 was
|
| |
| |
Switzar als lid van de Nederlandsche Schaakbond secretaris-thesaurier van de afdeling Amsterdam; bij de nationale schaakwedstrijd van dat jaar werd hij vierde. Vgl. Prins 1970, blz. 78-80, blz. 83 (portret), blz. 89-131 en 176. |
|
|