[2 september 1873
Brief van Mina Krüseman aan Gen. Krüseman]
*2 september 1873
Brief van Mina Krüseman aan Gen. Maj. Krüseman, Brussel. (Leven II, blz. 34-35.)
Professor J.: wie dit geweest is, blijkt ook uit de andere brieven niet; alleen:
Professor J. uit Amsterdam. (Leven II, blz. 46.)
Nen: de in Indië wonende zuster van Mina, mevrouw Van Deventer-Krüseman.
Weimar, 2 September '73.
(....)
Professor J. is er één van, en Multatuli weer een; die twee hebben onze cavaliers uitgemaakt in Wiesbaden, waar wij moeielijk betere gidsen hadden kunnen vinden. Wij hebben met J. een geheelen dag door de bosschen gezworven en een slot van den Hertog van Nassau bezocht, dat versierd was met meer dan 200 gehoornde hertenkoppen; een wreedaardige wijze van orneeren!
Multatuli heeft ons eerst naar de Sonneberg gestuurd, een ruïne die van binnen zoo modern ingericht is, dat hij er een kamertje in wilde huren, en ons daarna naar de muziek gebracht in het Kurhaus; 's avonds is hij bij ons blijven thee drinken, al pratende over alles, met een oprechtheid, die een hollander zou doen duizelen, en het zeer betreurende dat wij den volgenden morgen verder gingen, daar hij met mij nog heel wat te verhandelen had over mijn schrijven, dat hem bijzonder intéresseerde. Tot groote verbazing van Betsy, die hem nooit anders had hooren beschrijven dan als een ruwen kerel en een afzetter, vonden wij niets anders in hem dan een zeer beleefden homme du monde, die ons al gauw vertelde dat het hem heel goed ging tegenwoordig, daar hij eindelijk bij een eerlijken uitgever was terecht gekomen, die hem behoorlijk betaalde, en hij nu dus ruim van de opbrengst van zijn pen kon leven.
Dat Nen niet ingenomen is met mijn succès doet mij plaisir, daar het een bewijs is van de gelukkige hoogte waarop zij zich zelve gevoelt. Maar over twee jaar is 't uit met de grande dame, en dan komt de beurt van klimmen mogelijk aan mij, en zal zij waarschijnlijk nog eens trotsch zijn op een zusje, dat door werken meer geteld wordt dan zij door trouwen (dom werk!)
Het is hier overal beelderig mooi, maar vreeselijk vermoeiend, daar de meeste ruïnes, kasteelen, sloten, enz. enz. op bergen en rotsklom-