[26 mei 1873
Brief van Multatuli aan Gerdessen]
26 mei 1873
Brief van Multatuli aan L.E. Gerdessen. Dubbel velletje postpapier, tot het midden van blz. 4 beschreven. (M.M.)
Uw boek: namelijk Vijf jaar gedetacheerd. Indische schetsen. Amsterdam 1873.
Fouillez plus avant dans vos impressions: doorzoek meer van tevoren uw indrukken (fr.)
Wiesbaden 26 Mei 1873
Geachte heer Gerdessen, Vriendelyk dank, zoo wel voor Uwen brief als voor Uw boek.
Wat het laatste aangaat, ik heb eene zeer zware beschuldiging intebrengen. Heden ochtend van plan het maar even intezien - d. i vandaag, omdat ik veel te doen had - heb ik me door Uwen onderhoudenden en my zoo byzonder interesseerenden trant van schetsen en vertellen, laten verlokken tot dóórlezen. Ik kwam in één stuk door, tot aan Uw vertrek van Borneo.
Dat driemaal onderstrepen van ‘my’ heeft z'n reden. Ik verbeeld me eenigszins expert te zyn in... lezen, en riek, als 'n speurhond, onwaarheden zes myl ‘tegen 's winds.’ Om de waarheid te zeggen, maakt my die geoefendheid myner voelhorens het lezen byna altyd meer tot 'n taak dan dat het me rechtstreeks 'n uitspanning wezen zou, tenzy men nu aanneme dat er uitspanning ligt in 't vervullen van die taak zelf.
Hoe dit zy, gewoonlyk erger ik my.
En zie, uit inhoud en vorm van Uw werk straalt me waarheid tegen. Die proef ik er uit, en ben maar bevreesd dat anderen niet op de hoogte zyn, deze zeer zeldzame verdienste op prys te stellen. Met waarheid bedoel ik nu niet zoozeer het zeggen van iets waars en 't vermyden van het tegendeel, maar: het waar zyn. Dit is iets anders, en beteekent meer!
Byron zei-
Of hy 'n wáár mensch was, betwyfel ik. Men vindt die eigenschap by verzenmakers zelden.
Nu, hy zei - en 't klink wél! - ‘the time of my youth is the time of my glory!’ Myn youth was niet byzonder glorious - en dit was Byron's jeugd ook niet, dus hy loog - maar wel zocht ik vurig 't goede, 't schoone, of wat ik in die dagen daarvoor aanzag. En zie, uw boek moet wáár zyn, want vele der door U geschetste toestanden en