Volledige werken. Deel 15. Brieven en dokumenten uit de jaren 1872-1873
(1983)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd[7 mei 1873
| |
[pagina 739]
| |
Ingezonden stukken.
| |
[pagina 740]
| |
Vijfhonderd onzer broeders waren buiten gevecht gesteld. In tal van familiën heerschte rouw. Wij stonden beschaamd tegenover de geheele wereld, niet het minst tegenover de door ons overheerschte Oosterlingen. Köhler, de opperbevelhebber, gaf als een tweede Douai, het voorbeeld van plicht. Hij gaf zijn leven als zoenoffer voor de eer en roem van zijn land. De bewindslieden, de hoofdschuldigen offerden zelfs niet hun tractement. Zij nemen zelfs op zich eene tweede maal het bloed van Neêrlands soldaten te wagen. Zij, die geene verliezen door den jongsten krijg te betreuren hebben, keuren die zelfzucht stilzwijgend goed. Na Sédan werden de luchthartige Emile Ollivier en de onbekwame Leboeuf weggejaagd. In ons land schrijft de minister van koloniën eene geschiedkundige memorie over onze vroegere verhouding tot Atjin. Vier en twintig uren na den slag bij Sédan wist men in geheel Noord-Amerika zeer nauwkeurig het beloop van het gevecht. Een enkel blad te Nieuw-York had zich gaarne de kosten van een telegrafisch bericht getroost. In Nederland, dat honderden millioenen uit Indië had getrokken, wachtte men zelfs dagen achtereen op de namen der bij Atjin gesneuvelde officieren. De gevallen soldaten en matrozen schenen geen menschen te zijn, hunne bloedverwanten evenmin. Als er koffiboomen omgewaaid waren, zou men het aantal daarvan onmiddelijk geweten hebben. Dat wij Atjin weder moeten aanvallen, zoo het niet door blokkade gedeemoedigd wordt, behoeft geen betoog. Wie ons ‘ten halve gekeerd’ wil zien, verraadt, dat hij onzen toestand in Azië niet begrijpt. Maar treurig is het, dat, terwijl bijna al onze bladen wraak ademen, niet één het kwaad bij den wortel aanvat. Alleen de Standaard maakt eene eervolle uitzondering. Hij moge beneveld zijn door kerkgeloof, hij is althans gemoedelijk en zedelijk. Vreemde bladen, gelijk de Times en de Postheyri, moeten ons weder de waarheid zeggen. Men ziet hieruit, dat het niet noodig is een ‘Indische specialiteit’ te zijn om Indië goed te besturen. Ons wanbeheer spruit niet voort uit | |
[pagina 741]
| |
onkunde. Prof. Veth, N.G. Pierson, prof. Vreede, van Nispen van Sevenaer en zooveel anderen, die nooit een kokosboom zagen, hebben veel meer boekenkennis van de Oost dan b.v. Multatuli, maar zij hebben minder hart. Ik begin meer en meer te gelooven, dat de scheiding tusschen verstand en gevoel even dwaas is als de vroegere tusschen stof en geest. Eene slechte daad is altijd eene domme daad. In bijna alle godsdiensten stellen de godgeleerden zeer menschkundig God voor als de onbreekbare vereeniging van de volmaakte wijsheid en de volmaakte goedheid. Proudhon schreef den 23en Januari 1842 aan zijn vriend Bergmann: Je sais depuis longtemps qu'une intelligence au-dessus de l'ordinaire ne va pas sans une grande sensibilité. In Multatuli's Vorstenschool slaat de edele, verstandige koningin Louisa met de hand op het hart en roept uit: Genie zit dáár! Om Indie goed te beheeren, behoeven wij voortaan slechts te gevoelen met het hart. Tot heden gevoelde het moederland met de koffi. Daarom was onze hartelooze voogdij kortzichtig, dom. |
|