secretaris Rutering op aan van Vliet te helpen aan een postje als klerk of zoo iets, wat geschiedde. In dien tyd beboette Cleerens een chinees die opium had binnengesmokkeld. Hoe dat alles nu in elkaar zat weet ik niet regt, maar genoeg, die chinees deed Cleerens een proces aan, en wist te bewerken dat hy van Vliet op zyn hand had. Het proces handelde over groote sommen, er kon dus licht wat afvallen. Op het kantoor van den secretaris ontdekte men dat van Vliet den chinees in de hand werkte. Rutering was zeer driftig en liet van Vliet weten dat hy de Preanger regentschappen verlaten moest. Maar Rutering had daarby eenige vormen verwaarloosd, en van Vliet liet hem weten dat hy niet vertrekken zou, en noemde de artikelen van de wet waarop zyn weigering berustte. Toen werd Rutering nog eens driftig en liet van Vliet door twee gendarmen te paard over de grenzen zetten. Van Vliet had in dien tyd een eigen bamboehuisje, hoe 't zoo kwam weet ik niet, maar hoe dan ook... dat huisje brandde kort daarop af. In Batavia reklameerde van Vliet nu een schadeloosstelling voor de wederrechtelyke behandeling en de schade veroorzaakt door 't afbranden van een prachtige bibliotheek. Nota bene, en dit was nawysbaar, hy had niets, zelfs geen kleeren gehad toen hy in de Preanger kwam, en was er nog geen half jaar geweest. In Batavia wilde niemand zich met hem inlaten. De waarnemende Gouverneur-Generaal Reynst moest hem met geweld de deur laten uitzetten, en het slot was dat hy als passagier 2de klasse naar Holland werd gezonden.
In Holland heeft hy 't toen met Thorbecke en liberalery, met requestreeren en wetsaanhalingen zoover gekregen dat hem fl. 40000 schadeloosstelling zyn uitbetaald. Met dat geknoei met Thorbecke bedoel ik niet dat deze zelf daar zooveel aandeel aan gehad heeft, och neen! Maar door de liberalen optehemelen, overal... op den voorgrond te treden niet, dat kon hy niet! Maar door overal zyn neus intesteken, is het hem na twee of drie jaar gelukt fl. 40000 te krygen.
- En een betrekking bovendien? vroeg ik.
- Neen, een betrekking niet, daar hengelt hy nog altyd om. Ook dit stuk is een poging om zichzelf op den voorgrond te plaatsen.
- Wat meent hy met z'n homogeen zyn met Thorbecke?
Dek lachte.
- Hy schynt niet te weten wat homogeen is. Hy wilde hier niets anders zeggen dan dat hy altyd goedkeurde wat Thorbecke deed.