dus: dat wij antwoord zouden zenden, kleedde mij aan en ging naar D om te hooren wat hij doen wilde. D. schreef een kort briefje nagenoeg alzoo: Plett. je begrijpt wel dat ik het land op je hebt dit vooraf. maar als je mij toch spreken wilt dan ben ik om zes uur tot je dispositie.
Ik bracht dat briefje zelve. Plett zat voor 't rijnhotel, maar ik deed of ik hem niet zag en gaf het aan den portier.
Eenige uren later werd een briefje van Pl. bezorgd. ‘Goed beste dek, we zullen spreken, - maar ik krijg daar net een telegram van mijn neef van der Kloes uit frankfort dat hij ziek is geworden en mij roept. etc. etc. hij deed er den telegram bij - en zeide dat hij dus den volgenden dag zou laten weten om hoe laat hij komen kon.-
Nu vrijdag nog niets verder van hem gehoord.
De winkel van Marie altijd nog niet open, geld gebrek, zij zal nu eene ondersteuning van Hartsen aannemen. Zoog. voor het kind. Zij komt nu bijna alle avonden bij ons. Zoo ook gister. we keken platen en spraken over anderen. ook over Doré. Dek gaf zijn geringe sympathie voor dien kunstenaar te kennen. hij is wel een bekwaam teekenaar, maar ik houd niet van hem, 't is altijd of hij bij zich zelf zegt: hoe zal ik die zaak nu op het zonderlingst voorstellen.
- Jawel, net als zekere Marie Anderson met háar schrijverijen, zeide Marie lachend - waarschijnlijk zinspelend op de aanmerkingen die D. op haar geschrijf steeds maakt.
- Ja, juist zeide D. in volle ernst. daar heeft het wel van.
Van Edu nog niets gehoord. D. had hem laten belooven onmiddelijk na zijn aankomst te schrijven. toen er na een dag of acht geen brief gekomen was, schreef hij aan tine. om te vragen of Edu wel aangekomen was. hij vertrok den tweeden van hier en moest den derden in Padua zijn schreef Dek.
Daarop is een brief van Tine gekomen van 14 Aug waarin zij zegt dat Edu den derde aangekomen was en dat hij den dag voor zij schreef 13 Aug dus, naar Venetie was vertrokken, om den heer Blumenthal te spreken. hier had hij gezegd er haast was, en D. had hem behalve zijn reisgeld een 25 f overgegeven, zoodat geldgebrek hem niet kon hebben opgehouden. Ook had hij het doen voorkomen alsof die zaak met den heer Bl. uitgemaakt was, niet alsof hij hem nog moest gaan spreken.
Tine had Edu hem naar de station brengende gevraagd: heb je aan