By zekeren oploop was de Vletter tegenwoordig geweest... Ik ga nu voorby wat die tegenwoordigheid veroorzaakt had. De man heeft my verzekerd dat-i zich daar geheel tegen z'n zin bevond, na door 'n valsche boodschap uit z'n huis gelokt te zyn.
Hoe dit zy, er was 'n volksoploop geweest en de Vletter had zich daarby bevonden. Toen hem op de terechtzitting gevraagd werd of hy niet die ontevreden menigte had opgeruid tot verzet, ontkende hy dit, en beriep zich op getuigen die verzekeren konden dat-i juist het tegendeel gedaan, en de menschen vermaand had ‘rustig naar huis te gaan’.
‘Nu ja, antwoordde de voorzitter, maar we weten wel dat je het anders meende!’
Is dat recht spreken? Of is dat toegeven in boosaardigen wrevel? Het tweede voorbeeld dat ik aan die rechtspleging ontleen, spreidt geen minder treurige tint over de stemming waarin dat noodlottig vonnis geslagen werd. Een der medebeschuldigden van de Vletter, die op de terechtzitting in 't oog scheen te vallen door z'n armoedig en ziekelyk voorkomen, betuigde z'n onschuld aan de verschrikkelyke feiten die 't publiek ministerie hem ten-laste lei. De Voorzitter - een welopgevoed, behoorlyk gekleed man, waarschynlyk! - verlaagde zich tot den onedelen spot:
‘Nou, jy ziet er ook niet na uit om oproer te maken!’
De man had mogen vragen: ‘waarom ben ik dan hier?’ Maar zelfs tot het doen van die vraag schynt-i te malingre geweest te zyn. Wat my betreft, ik ben geen puritein, maar 'n uitdrukking als welke de voorzitter van die rechtbank zich jegens 'n armen hongerlyer veroorloofde, zou ik niet op m'n geweten willen hebben. En... 't heele proces niet, tot en met de uitvoering van het vonnis, voor zoo ver de Vletter aangaat.
Na 'n betrekkelyk kort verblyf in het tuchthuis, heeft men hem ‘gratie’ verleend, d.i. men zond hem in deerniswaarden toestand aan vrouw en kinderen terug. Vermoord had men hem niet want... hy leefde nog! Maar z'n leven was zoo dat de kort daarop gevolgde dood het zachtmoedigst gedeelte bleek van het tegen hem uitgesproken op die wys voltrokken vonnis.
Eere z'n advocaat, den heer Bergsma die uit den toestand waarin men den lyder terugzond aan z'n berooid gezin, aanleiding putte tot 'n onderzoek naar de bevoegdheden van 'n tuchthuisdirekteur.