[23 mei 1872
Brief van Funke aan Multatuli]
23 mei 1872
Brief van G.L. Funke aan Multatuli. Dubbel en enkel velletje postpapier, met gedrukt kopje, tot en met blz. 5 geheel beschreven; op blz. 6 enkel het bovenste gedeelte. (M.M.)
Amsterdam, 23 Mei 1872
Waarde Heer Dekker!
Ik kan me levendig voorstellen dat Ge ellendige dagen moet gehad hebben. Uw brief vond ik verleden week in Groningen, waarheen mijn vrouw, die hem gëopend had, hem mij toezond. Zij wist niet beter te doen dan aan Pl. doen telegrapheren en toen het antwoord door mijn bediende aan U te melden, terwijl de zaak in orde was, toen ik eindelijk Uwe letteren kreeg. Jammer dat zulke nesterijen Uw leven zoo verbitteren en - dát ze zulks geweldig doen kan ik me maar al te goed verbeelden, want ikzelf heb ook niet geringe geldzorgen gekend en voel nog rilling als ik aan die dagen denk, terwijl 't mij soms nóg zwaar genoeg valt alles naar behooren te doen marcheeren. Ja, om zonder vriendschap geld in een boekhandel te krijgen, zie dat is haast ondenkbaar en is feitelijk ook niet rationeel, want eerlijk bekend, uitgeven is iets dat heel gevaarlijk mag heeten, omdat er geluk, blind geluk bij hoort, wil men er flink zijn boterham door hebben. De boeken, die soms bar veel geld kosten en waarmeê men dweept, vallen soms als baksteenen, terwijl lamlendige prullen als luchtballons opgaan. Ik heb niet te klagen, maar zou U toch merkwaardige feiten uit mijn eigen carrière kunnen vertellen die U zouden doen gelooven dat 't den geldluî niet kwalijk te nemen is dat ze huiverig zijn om aan boekverkoopers geld te leenen. Geloof in den persoon is hierbij onmisbaar.
Na al wat Ge mij zoo openhartig hebt meêgedeeld, stemt mij Uwe positie treurig, want ik zie geen licht, al werkt Ge ook nog zoo hard. Sommen als die welke Gij behoeft, kunnen nimmer door U verdiend worden met schrijven: er moet dus een radicaler maatregel gevonden worden om het achterstallige op te ruimen, anders krijgt Ge nooit de zoo noodige rust om te werken en houdt Ge nimmer genoeg over om in Uwe dagelijksche behoeften te voorzien. Wat er gedaan moet worden in Uw geval, weet ik zelf niet, maar, kan ik 't er maar even afnemen, dan hoop ik dezen zomer over te komen om er eens ernstig met U over te spreken en middelen te beramen om al dien ouden