rant, waarin ik me op u beroep (de Telegraaf 4 Mei). Maar zoo ik bij elk opstel uitsluitend naar u verwees, zou ik nog minder doeltreffen dan ik doe. Men zwijgt u nu eenmaal dood als heethoofd, beeldstormer. Juist daarom sar ik die lieden met een beroep op ‘gematigde, bedaarde, algemeen geachte, wetenschappelijk gevormde’ natuurvorschers van beroep. In een volg. art. zou ik weder anderen noemen, niet uit pronk met citaten, maar om hen althans beschaamd te maken door het groot getal van degenen die zij niet aandurven en die tot verschillende richtingen behooren. Anders zeggen zij: ge zijt eentonig, dus vervelend. Ik zou dus noch u, noch mij zelven dienst doen door altijd te herhalen: ‘Multatuli zegt dit en dat’. Wilt ge Constantijn niet verdedigen, laat het dan. Gij behoort, naar 't schijnt, ook al tot de talloozen, die beter hunne rechten kennen dan hunne verplichtingen. Gij laat nog altijd de beschuldiging op mij rusten uit ‘Nog-eens-Vrye-Arbeid’, dat ik u verloochend heb. Duizenden die 't Noorden niet lazen zullen 't nog altijd gelooven. Sinds bijna 1½ jaar laat ge de belofte van ‘schitterende voldoening’ onvervuld.
Met een handdruk
Uw vriend
R.v.E.
Ik word gerechtelijk vervolgd wegens hoon door een smeerlap, die, als lid v.h. Bestuur der Nederl. Mij. van Weldad. alhier, door mij werd beschuldigd aan eene behoeftige moeder hulp te weigeren, omdat zij hem hare dochter niet verkocht. Van Lee had mij de kastanjes uit 't vuur doen halen. Noch hij, noch de 65 andere leden, waaronder de gezant, durfden mij steunen. Vale. Ik zal u 't gerechtelijk verhoor zenden. Daarna verhuis ik naar een ander land. Maar zeer zeker vestig ik mij niet in uwe nabijheid. Wij zouden dikwijls twist hebben.