der geneesheeren. Voor de lagere ambtenaren was hij gevaarlijk, getuige zijne handeling in de maand Nov. 1871 met een dier mannen, welke hierdoor bijna zijne betrekking verloor en waarvoor de Vletter 14 dagen cachotstraf ontving, zijnde dit de eerste maal, dat hij gestraft werd, ofschoon hij het bepaald vroeger had verdiend. Wat het vochtige en donkere kerkerhol aangaat, waarover de briefschrijver uit 's Gravesande iets gelieft mede te deelen, tot zijne geruststelling zij gezegd, dat het wel een donker vertrek is, maar een vertrek 24 kub. meters groot, verwarmd tot 50 à 60 Celsius, waarin een houten brits is geplaatst 1½ voet boven den beganen grond. Neemt men nu in aanmerking, dat de temperatuur der buitenlucht in genoemde maand gemiddeld 36 à 38 Fahrenheit was, - wat blijft dan van de bombastische beschrijving over? Zoude niet ieder tot cachotstraf veroordeelde militair zich eene zoodanige wenschen? Bovendien had de Vletter de wetenschap, dat hij zich aan het reglement van orde en tucht voor de gevangenen moest onderwerpen.
Wie de beul is?... Deze wordt in den brief, zeer verstandig, niet genoemd. Of wordt de minste ambtenaar een beul, wanneer hij aan zijn meerdere de vergrijpen van gevangenen mededeelt, of deze, wanneer hij die vergrijpen, na gehouden onderzoek, aan de commissie van administratie bekend maakt en straf verzoekt, of de commissie, wanneer zij die straf toepast? De leden dier commissie zijn toch uit den aard hunner betrekking bij de gevangenis boven alle partijdigheid verheven. - Wat betreft het verleenen van gratie aan de Vletter, het was niet op verzoek van den beul, maar naar het inzigt van de regering in den Haag, dat hij dit bewijs van koninklijke goedheid ontving, onzes inziens onverdiend.
De bewering, dat de Vletter zwak en ziekelijk in de gevangenis Amsterdam is aangekomen, is onwaar. Hij vertrok uit Leeuwarden als een gezond man. Dat de geneesheer der gevangenis aldaar zóó gesproken zou hebben, als in den brief uit 's Gravesande wordt gezegd, kan onmogelijk waar zijn; hij heeft te lang met gevangenen omgegaan, om dit te kunnen doen. Dat de commissie van administratie te Amsterdam bewogen was met het lot van de Vletter is mogelijk; hij is een te goed acteur om niet zijn voordeel daarmede te doen, wanneer hij dit noodig oordeelt.
Ten slotte zij aan de Vletters vrienden en, zoo hij ze mocht hebben, aan zijne bewonderaars medegedeeld, dat het oude mannetje uit