Volledige werken. Deel 15. Brieven en dokumenten uit de jaren 1872-1873
(1983)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 138]
| |
Huize Laanzicht. 22 Maart 1872. Wel Edelgeboren Heer! Ik begin met UEg. mijnen hartelijken dank te betuigen voor de uitvoerige berichten die U de goedheid hebt gehad om mij over Mevr D. Dekkers te geven - In zoo lang had ik niets van haar gehoord, noch van hem ook, behalve het indirecte bericht, bij het lezen zijner Millioenen-Studien, dat hij nog steeds te Wiesbaden was, en dat hij daar, volgens zijn zeggen, op raad der Doctoren voor zijne borst was. - Het schijnt wel, dat hoewel hij nu van tijd tot tijd toch weder de pen opvat, zijne omstandigheden niet die gunstige keer hebben genomen, dat hij in staat gesteld worde, om vrouw en kinderen bij zich te nemen, en met U zeg ik: arme, arme vrouw! die hoewel, zoo goed als door hem verlaten, en zelve moetende voorzien in hare behoeften en die harer kinderen, toch hare edele vrouwen-illusien in hem niet verliest- Intusschen is het voor haar zeer gelukkig dat mevrouw Omboni, haar steeds eene ware vriendin is geweest, en dat zij zich vrienden heeft weten te maken zoo gedienstig en opofferend als UEg, aan wien zij zich steeds vertrouwend kan wenden, om raad en hulp. - Zwaar zal het haar wegen, haar zoon te moeten missen, maar daar staat tegenover de reine moedervreugde van hem zich gunstig te zien ontwikkelen, en reeds in staat gesteld om grootendeels zijn eigen brood te verdienen. - En dat geluk heeft zij wel het recht, om aan hare leiding, aan haar voorbeeld, en aan hare inspanningen toeteschrijven. - Mogen hare kinderen haar vergoeden, wat zij aan huwelijksgeluk gemist heeft. - Ik sluit hier eene kleine bijdrage in, voor uwe hulpkas; hoe weinig het is, ik geef het van harte voor de edele vrouw, die zoo verdient ondersteund te worden op haar moeijelijk pad.- Mag ik U vriendelijk verzoeken mij met een enkel woord de goede ontvangst te berichten; uwe brieven kunnen mij nimmer te lang zijn, maar ik durf niet meer vergen van uwen kostbaren tijd zoo heerlijk aan de literatuur en de dichtkunst gewijd.- Met betuigingen van mijne warmste hoogachting, en met hartelijke wenschen voor uwen voortdurenden welstand heb ik de Eer mij te noemen UEg: Dienstw: Dienaar R.J.A. Kallenberg van den Bosch Nota. 1 bankbillet groot f 40.00 H.H. 7983. 1 Maart 1869. |
|