allen, wien 't te doen is om waarheid. ‘Dat is niet veel,’ zult Ge zeggen. 'k Weet 't niet. Zie mijne moeder. Zíj was achtereenvolgens orthodox en modern. Haar Benjamin d.d. En zie! deze week zeî ik haar: ‘Ik vind de meeste moderne dominé's nare wezens.’ Verbeeld u mijne verbazing, ja voldoening, toen zij antwoordde: ‘Ik begin 't ook te vinden.’ Ware ik alleenheerscher, zij zou al mijne daden tot ondermijning van 't geloof goedkeuren. Zelfs Keuchens hield ik langen tijd voor een geestverwant; wat ik nu van hem denken moet, weet ik niet. v. Lee had mij zijne correspie v. 't Bat. Hand. overgedaan. Wy schreven beiden particr aan K. Hij nam 3 maanden mijne artt. op, maar gaf geen taal of teeken, noch 't overeengekomen honorm, noch exemplaren van mijne artt - Ik schreef in de Locomotief: ‘De heer K. schijnt mijne bijdragen in de mand te hebben geworpen.’ Hij antwoordde in zijn blad: ‘O, neen! ik plaatste ze in de dagelijksche editie (Hij scheen 't opschrift: “Brieven van Roorda”, te hebben geschrapt) en zal altijd in R.'s beschouwingen groot belang blijven stellen.’ Voilà tout - Wat is de reden van die ploertige handelwijs? Mijn ongeloof? Wij waren in 1867 met mekaâr in correspie. Ik vroeg belet voor mijne verloofde en mijzelven om hem en zijn vrouw te Leiden ons compliment en dankbetuiging te brengen. Geen antwoord. Sedert geen lettertje meer ontvangen.
Als geestverwanten (meer of min) beschouw ik hen, wien 't geld geen doel, slechts middel is; allen, die strijden voor anderen, voor recht en vrijheid.
Huet bewijst een' grooten dienst door 't afbreken van onze valsche liberalen. In Indië beschouwt men dat te veel als een kleinigheid. Van 't moederl. spreek ik niet.
v d Linde zond mij eenige zijner werkjes, die mij zeer bevallen; hij is oorspronklijk. Alleen met zijne Idéen (door ‘Smâra’) heb ik niet veel op. 't Is me te prachtig, niet natuurlijk genoeg.
Plet schreef ik gisteren om een bepaald antwoord. Gaat de zaak vóór 1 Mei niet door en geeft Loudon geen billijk pensioen, dan moet ik Brussel verlaten, nu ik de Locomotief haar afscheid heb moeten geven. De mensch leeft niet van brood alleen.-
Ik ben in de kraam gekomen van ‘Loon en Aanzien’ en zal u 't kind zenden. Ik gaf 't aan dien ploert Katz, omdat híj, gelijk Feringa mij schrijft, 21 jaren oud is. Voor een' Hollander is 't zeldzaam op dien leeftijd een blad te besturen. Mijne vrouw en moeder pleitten voor hem.