Volledige werken. Deel 15. Brieven en dokumenten uit de jaren 1872-1873
(1983)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd[31 januari 1872
| |
[pagina 79]
| |
door U ‘de Bruid daarboven’ werd doorgezien en voor een nieuwen druk, mede in postformaat, werd gereed gemaakt. Het getal ex. dat ik van d'Ablaing kocht, loopt ten einde en 't boekje wordt nog te goed gevraagd om 't uitverkocht te verklaren. Hierbij onder kruisband een exemplaar ter correctie (altijd, indien er correctie te maken is!). Is er niets in te verbeteren, dan zult Ge mij wel willen toestaan U in elk geval voor ieder laatste proefblad uw ‘imprimatur’ te verzoeken. Sta mij toe U voor dezen herdruk f 50. - aan te bieden, en laat ons bij deze gelegenheid svpl meteen voor goed vaststellen, dat ik U voortaan steeds bij nieuwe boeken of bij herdrukken telkens Uw honorarium zend wanneer ik het proefblad tot afdrukken ontvangen heb. Ik verplicht mij dus het overeengekomen honorarium per blad aan U te remitteren, onmiddellijk nadat ik Uw imprimatur heb, hetzij bij ieder blad, hetzij bij zoveeel bladen tegelijk als Gij zult goedvinden te bepalen. Acht Ge die regeling goed? Ik zag 't gaarne zóó, omdat het mij zoo onaangenaam schijnt U nu nog zoo verbazend veel vervelend werk (in 't nazien der drukproeven van de Ideën 1e & 2e) te moeten zenden, waarvoor ik nog maar f80, - kan afstaan. Het spreekt van zelf dat ik niet kleingeestig stijf op dien regel zal blijven staan als uitzonderingen nu en dan noodig mochten zijn. Hierbij zend ik U de nog bij mij liggende Kopij voor den 4n. bundel terug. Gij zult die liever in Uw bezit hebben tot dat Gij ze aan de pers geeft.Ga naar voetnoot* Begint Ge den 4n bundel met de Vorstenschool? Zie, dat zou prachtig zijn en furore maken! Later geven we haar natuurlijk ook apart, als de bundel compleet is. Misschien geeft de naderende lente U lust en kracht dat stuk af te werken? Ik hoop het zeer. In ieder geval beginnen we immers in 't voorjaar met den 4n bundel? Of 't Friesche Hs. zal uitkomen is nog onzeker. Ik heb een ex. voor U besteld. Dat Ge niets voor de Kleine krant geven kunt, spijt mij; maar niettemin respecteer ik Uw gevoelen. Kunt Ge 't niet van harte doen, dan beter niets. Als Ge ons blaadje beoordeelt, bedenk dan echter wel dat het bestemd is voor dat zéér groote publiek dat nooit bij ons te lande een krant leest anders dan om dood- geboorte- en trouwnieuws en | |
[pagina 80]
| |
daarom een paar uur daags een krant huurt. Dát publiek te winnen voor wat degelijker lectuur; ook de boer, die enkel de krant leest om de marktprijzen in te zien, een goed blad te leeren lezen; zoo menigeen van allerlei ander allooi aan die bezigheid te wennen - is niet gemakkelijk, en als Ge U nu dat publiek als dat van 't ‘Nieuws’ voor oogen stelt, dan misschien zult Ge toegeven dat het blad niet zoo ongeschikt is om de luî aan steviger kost mettertijd te wennen. Mijn bedoeling was dan ook niet U tot het geven van Uw geestesvruchten uit te lokken, als wel om als eenvoudig correspondent nu en dan als Ge in Uw omgeving iets belangrijks hoort of ziet, dit in Uw eigenaardigen vorm meê te deelen. Van Hofdijk vernam ik dat hij zijn Kvenen gehaald heeft uit een boek van Karl Weinhold, getiteld ‘Altnordisches Leben’, althans naar aanleiding van de lezing van dat boek heeft hij ze geproclameerd. Spoedig meer, bij de proeven - In haast moet ik eindigen! Uw dv. vriend GLfunke Uw Manuscript houd ik nog achter. Zal ik 't wel verzenden? Schrijf mij even of Ge 't noodig acht, anders kon ik de moeite en kosten besparen. |
|