[6 januari 1872
Brief van Tine aan Potgieter]
6 januari 1872
Brief van Tine aan E.J. Potgieter. Dubbel velletje postpapier, geheel beschreven. (U.B. Amsterdam; fotokopie M.M.)
Op blz. 4 staat in potlood links van de handtekening: chez Monsieur Omboni.
Padua 6 Januarij 1872.
Waarde Heer Potgieter,
Ik heb behoefte U te zeggen mij niet van ondank te beschuldigen na al t'geen U voor mij gedaan hebt al is de schijn tegen mij, maar de omstandigheden zijn dikwijls zoo gecompliqueerd, de gevoelens van verschillende aard zoo tegenstrijdig, dan de nood, die mij dwingt dikwijls anders te handelen dan ik wel wenschte en och, als U alles wist zou U medelijden met mij hebben, wat ik te dragen heb weet niemand.
Ik had U al lang willen schrijven maar ik kon er niet toe komen. Mevr. Omboni die van een reisje naar Rome te huis is gekomen zeide mij U steeds met belangstelling naar ons vroeg. ik dank U en ik verzoek U vriendelijk te geloven dat ik U als een waar Vriend beschouw t'geen mij den moed geeft U openhartig te schrijven maar dezen is alléén aan U gerigt, ik ben wantrouwend geworden, daar ik reden heb te gelooven dat er onder de zoogenaamde vrienden vijanden zijn.
De hulp die U mij steeds verleende nam ik dankbaar aan ik kende niemand dan U en de kiesche wijze waarop U mij te gemoet kwaamt vervulde mijn hart met dankbare gevoelens, maar nu één jaar geleden kwamen er articles in de couranten die voor Dekker zeer vernederend waren en dus ook voor mij. ik was overtuigd dat U daar geen deel aan hadt maar mijne positie werd zeer moeijelijk. Ik wil Dekker niet afvallen, arme arme Dichter! en ik zal geen gelden aannemen die bijéén zijn gebragt om ons te helpen en hem te vernederen dat nooit-
Maar aan U die mij eens zeidet ‘Ik wil uw Vriend zijn’ aan U wil ik mij toevertrouwen aan U wil ik zelfs openhartig vragen of U mij