Niets zal mij aangenamer zijn dan door goedkoope en nette uitgaven Uwe Geschriften meer en meer onder 't volk te brengen, doch niets ook wensch ik daarbij liever dan met U te harmoniëren in de wijze van uitgave. Daar ik nu plan heb in den loop van '72 nieuwe drukken te geven van Uwe reeks ‘Ideën’ en vermoedelijk ook van al de andere geschriften van Uwe hand, die tot mijn fonds overgingen, zoo verstout ik mij U, om kort te gaan, de volgende vragen te doen.
1o. Zoudt Ge de goedheid willen hebben om U reeds nu van tijd tot tijd bezig te houden met het klaarmaken voor de pers van Uwe Ideën, alle drie bundels, zoodat ik die successivelijk in 1872 ter perse kan leggen? Zoo ja, dan zal ik U daartoe een met papier doorschoten exemplaar zenden om bij Uwe verbeteringen of veranderingen te dienen. - Dat Ge volkomen vrij zijt te wijzigen, te schrappen of bij te voegen naar Uw goeddunken, spreekt van zelf.
2o. Zou ik U voorts mogen zenden de drukproeven, vrij van zetfouten zooals behoorlijk is? Aangezien er tijdruimte zal liggen tusschen de zending Uwer copij en 't ontvangen der drukproeven, geldt natuurlijk bij de correctie dezelfde vrijheid als vermeld in sub 1o. aan 't Slot.
3o. Mag ik weten welk honorarium U vaststelt voor de revisie en correctie, of vindt Ge 't beter dat te bepalen zoodra Uwe arbeid der revisie is afgeloopen? In 't laatste geval vrees ik volstrekt niet dat wij in de schatting zullen verschillen.
4o. Keurt Ge goed dat ik U telkens na 't afdrukken van een half deel (circa 10 vel) het verschuldigde voldoe?-
Versta svpl de vraag onder 1o. aldus, dat ik steeds van U ontvang minstens een geheelen bundel tegelijk, om ter perse te leggen, ja, kan 't zijn, liever nog alle drie bundels, om daaruit te kunnen opmaken of de volume druks meer of minder wordt. U gevoelt, dat ik bij 't uitgeven van een nieuwe door U herziene uitgave, aan 't publiek dien op te geven wát men ontvangen zal en welke de kosten zullen zijn. Zonder die gewone ramingen koopt ‘men’ niet zoo licht.
Ik bid U nu, geachte Heer, stap over kleine bezwaren die bij U mochten oprijzen, heen, en geloof dat ik van mijne zijde alles doen wil wat mij mogelijk is, om door de door U geeischte verstandige welwillendheid, U den arbeid met mij aangenaam te maken. Tracht het gebeurde te vergeten en ik geef U de verzekering dat Ge U gansch niet over onbillijkheid mijnerzijds zult te beklagen hebben. Had ik