Zoo op pag. 45. ‘Doch indien daar ginds zooveel te doen is, mag men dan het eenig werktuig waarmede met vrucht kan worden gearbeid - het gezag der Hoofden alweder - wegwerpen?’
Zoo op pag. 46. ‘Wij gaan dit alles voorbij en vragen hoe men eenige fout in maatschappelijken toestand, zieleleven of verstandsontwikkeling van den Javaan denkt te verbeteren, door verlamming van het gezag,’ en verder op pag. 57. ‘Wij vragen of de bedoelde kennis veredeling, vooruitgang den Javaan kan worden meegedeeld door afschaffing van het gezag.’ Voor wie verder lust heeft het na te kijken, zie pag. 22, 40, 62, 63, 65... het heele boek.
Door het Kultuurstelsel alleen, zegt Multatuli, kan het Nederlandsch gezag in Indië gehandhaafd blijven. Zeer handig identificeert hij hier 't Kultuurstelsel met het systeem van het Nederlandsch gezag in Indië te doen uitoefenen door de inlandsche hoofden. Wie tegen het Kultuurstelsel is, zoo redeneert hij, wil ook het gezag van de hoofden afschaffen, het eene is inhaerent met het andere.
Doch dat dit volstrekt niet zoo is, dat Multatuli niet het recht heeft om dit tegen den vrijen arbeid aan te voeren, wil ik bewijzen door de jaren 1816-1829. De kwestie van vrijen arbeid is niet zoo fonkelnieuw als sommigen wel schijnen te meenen en het stelsel dat de drie Commissarissen-Generaal voorstonden, was inderdaad op niets anders dan op vrijen arbeid gegrond; daar ik het met Multatuli eens ben, dat men een stelsel niet naar zijne afwijkingen mag beoordeelen, heb ik het volste recht mij tegen hem op de handelingen van Elout, Buyskes en v.d. Capelle te beroepen, al is hetgeen zij voorstonden en hadden bepaald ook volstrekt niet nagekomen door v.d. Capelle als Gouverneur-Generaal.
En als men nu weet dat de regeling van het binnenlandsch bestuur op Java, met zijne regenten, districts- en dessa-hoofden, zooals ze nu nog onder het kultuurstelsel bestaat, in 't algemeen gesproken, op dezelfde grondslagen berust die in 1819 zijn vastgesteld, dan is het dunkt mij nog al vreemd om van den vrijarbeider, zooals op pag 63 onderaan, te zeggen ‘dat hij zich niet mag beroepen op de thans bestaande autoriteit, die na vernietiging van het stelsel waarop zij berust zal verdwenen zijn’ terwijl juist Generaal v.d. Bosch, enkele veranderingen uitgezonderd, de regeling van het inlandsch bestuur geheel van de Commissarissen-Generaal overnam.
Eigenaardig is het om na te gaan hoe, juist sedert dat de harde kanten