de costumes waren over het algemeen vrij getrouw. Dat het gelaat van den Radhen Adhipatti minder zwart zijn moest, had men o.i. kunnen weten; het had meer van een turfdrager dan een Indischen regent, overigens was het costuum van den heer M. van Beem, evenals zijn spel, voortreffelijk. Maar spreken wij eerst van de titelrol, deze was in handen van den heer van Kuijk, die deze bijzondere karakterrol blijkbaar goed had bestudeerd en in voorkomen, houding en manieren Max Havelaar naar het leven wedergaf. Enkele oogenblikken sprak hij een weinig te forsch, maar over het geheel heeft hij zich van zijn taak uitmuntend gekweten. De heer S. van Beem, die wegens ongesteldheid van den heer Corijn de rol van den Javaan Saidja speelde, heeft ten volle aanspraak op een woord van lof; zijn spel was zeer verdienstelijk. Datzelfde kan gezegd worden van de heeren Driessens als Batavus Droogstoppel; van Doeselaer als de controleur Verbrugge en Dierkx als de boekhandelaar Gaafzuiger. Mw. Verstraeten-Laquet heeft de rol van Tine, de vrouw van Havelaar, o.i. min juist opgevat; zij speelde die te sentimenteel en had in plaats van de treurigheid van haren echtgenoot te voeden, hem veeleer door een vroolijke stemming moeten opbeuren. Mej. Driessens speelde de rol van het Javaansche meisje Adinda zeer goed, ofschoon haar kapsel min juist was; het haar moest in plaats van opgestoken, los over den rug hangen. Intusschen verdient gezegd te worden, dat het stuk uitnemend heeft voldaan en voorzeker nog menige uitvoering zal beleven.
In het nastukje: Een Student in de medicijnen, herkenden wij een oude kennis, ons vroeger voorgesteld onder den titel van: Ik ben Vader! Het is een aardige vaudeville, die door de heeren Judels, Strelitski en Heesbeen en de beide dames Sluijters en mevr. Kamphuijzen met entrain werd gespeeld en menige toejuiching aan het talrijk publiek ontlokte.