Nederland heeft het laatste gekozen en ofschoon zeer zwak in vergelijking der tien- en meermalen talrijker bevolking der landen waar zijne settlements gelegen zijn, overheerscht het die ontzaggelijke meerderheid.
Van waar die in de wereldgeschiedenis éénige omstandigheid, dat een kleine Staat groote, verafgelegen landstreken beheerscht en dienstbaar maakt aan zijne belangen? Het antwoord op deze vraag zal de verdediging van het cultuurstelsel en de veroordeeling van den vrijen arbeid wezen.
In het dagelijksche leven zou ieder, die iemand groote dingen ziet verrigten met geringe middelen, dadelijk vragen: hoe doet hij dat? Bij het zien der hierboven aangetoonde onevenredigheid tusschen Nederlandsche kracht en Nederlandsch gezag, bij het genieten der vruchten van het Indisch kunststuk, had de Nederlandsche natie diezelfde vraag moeten doen. Maar wilde men zich niet verdiepen in een onderzoek naar de oorzaken, dan hadden zij die zich bewegen op het meer gewone terrein van het terstond practisch-nuttige, zich ook moeten onthouden van ruw ingrijpen in een organismus welks zamenstelling hun onbekend, doch waarvan de nuttige strekking sedert vele jaren gebleken was.
Anders te handelen was: baldadigheid.
De baldadigheid werd gepleegd en daar het, helaas, niet zonder succes geschiedde, rijst de vraag: hoe hebben de voorgangers der ‘liberale’ partij aan een gedeelte van het volk - sommigen hunner ook zichzelven - weten diets te maken, dat het cultuurstelsel een verderfelijke zaak was? Het antwoord luidt: door misbruik van woorden; door het speculeren op klanken, als vrijheid en dwang; door het schermen met ‘particuliere industrie’, een uitdrukking, die elken particulier doet watertanden naar snel fortuin; door de gebreken in dat stelsel en de afwijkingen daarvan voor te stellen als het stelsel zelf; door het misleiden der menigte, die in elke verandering een verbetering meende te zijn. Op die wijs was de vrije arbeid tot een brandfakkel gemaakt, die alles in gloed zette.
Heeft de Max Havelaar daartoe het zijne bijgebragt? Multatuli ontkent het niet. Maar is dit het geval geweest dan, meent hij, was het zoo omdat het boek verkeerd is gelezen. De schrijver eischte, dat men den Javaan niet mishandelde. Maar daarmede stond hij geheel en al aan den kant der bepalingen van het cultuurstelsel, die alom regtvaar-