Volledige werken. Deel 14. Brieven en dokumenten uit de jaren 1870-1871
(1982)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdNog eens: Vrije Arbeid in Nederlandsch-Indie door MultatuliSedert een tiental jaren is in Nederland de gelegenheid aangeboden, notitie te nemen van 't geen Multatuli in ons land gedaan en gesproken heeft. Wij gaan thans voorbij óf, en op welke wijze, ons volk over 't algemeen van die gelegenheid gebruik heeft gemaakt. Wij beroepen ons nu meer speciaal op hen, die den schrijver gevolgd zijn, van af den ‘Max Havelaar’ tot aan bovengenoemde brochure, en vragen | |
[pagina 393]
| |
daarna aan iederen oplettenden lezer, niet alléén of Multatuli recht heeft van meêspreken over politieke of sociale kwestiën - dát te willen ontkennen zou natuurlijk de grootste absurditeit zijn - maar bovenal: of hij zich niet reeds voorlang de sporen veroverd heeft, die recht geven op een aandachtig auditorium, als hij aan 't woord is. Wij zijn naïef genoeg het te geloven. Wij meenen dat hij recht heeft op onderscheiding, juist omdat hij altijd gestreefd heeft naar: Waarheid. Onder hen, op wier getuigenis wij ons thans beroepen - en zij alleen kunnen in dezen uitspraak doen - zullen zeker weinigen gevonden worden, die hem dát ridderschap zouden durven betwisten. Maar: - ook afgescheiden van die getuigenis - wij stellen, - wie lust heeft tot tegenspraak spreke, - wij stellen: dat een groot deel van ons volk geluisterd heeft naar de ware en dáárom voor veler ooren zoo nu en dan schrilklinkende tonen van den bekwamen luitspeler. 't Spreekt wel van zelf, dat wij daarbij aannemen: dat vele ‘Beotiërs,’ - behalve voor kruidnagelen en verdere ‘kolonialien,’ - ook nog wat hart hebben voor andere ‘zaken.’ Als we dat niet konden aannemen, zouden we de vraag naar nieuwe composities van den lijder-artist ons niet anders kunnen verklaren, dan in de verklaarbare aandrift van ‘Schmoel en Comp’ om ‘Don Juan’ een vliegje af te vangen. En aan zooveel wreedheid gelooven we niet graag. Voor een oogenblik dus aangenomen, dat het belangstelling was, als men vroeg naar iets ‘nieuws’ van den schrijver van den Max Havelaar, dan moet de verschijning van bovengenoemde brochure zeker door velen in ons land met ingenomenheid begroet zijn en dan kunnen er ook vele lezers zijn, die den schrijver aandachtig volgden in 't geen hij: ‘nog eens: over Vrije-Arbeid in Nederlandsch Indië’ te zeggen heeft. 't Is volstrekt ons doel niet thans eene beoordeeling te geven over Multatuli's jongste pennevrucht. Er vluchtig de aandacht op te vestigen is ons thans reeds genoeg. Wat we wenschten - en omdat het in verband staat met deze brochure plaatsten we den titel er van boven dit opstelletje - wat we wenschten is: de aandacht te vestigen op een verschijnsel, dat zich na de uitgave van dit geschrift heeft voorgedaan, terwijl we 't vroeger nooit opmerkten: Multatuli wordt... een démenti gemaakt, of liever: hij wordt platweg van Leu- | |
[pagina 394]
| |
gen beschuldigd. Die beschuldiging komt voor in de N.R. Courant van 2 Januari jl. Zij wordt tegen den schrijver ingebracht, naar aanleiding eener noot, voorkomende op pag. 28 van bovengenoemde brochure, waarin hij aan Duymaer van Twist verwijt: ‘de afgeschafte wijze van werving voor het leger weder te hebben ingevoerd.’ De ongenoemde schrijver, die zich teekent: ‘Een oud-officier van het O.I. Leger,’ citeert in dat artikel de bevelen door den oud-gouverneur-generaal in casu gegeven, en vraagt daarna, wat er zij van de waarheidliefde van Multatuli. Dit verschijnsel noemden we opmerkelijk. En, inderdaad, de man, die gedurende het 10tal jaren waarin hij schreef, nogál zaken en personen aantastte; die man is, waar het Feiten betrof, nooit van onwaarheid beschuldigd - althans voor zoover ons bekend! - Tháns geschiedt dat voor 't eerst in de N.R.Ct.; in publieken geschrifte dus. Nederland, en vooral zij die in meerdere of mindere mate aanhangers zijn van den schrijver, hebben o.i. Recht te weten wat hiervan zij. Multatuli, die altijd zelf aandringt op waarheid, mág geen leugenaar zijn; Hij voorál heeft in deze eenen reputatie op te houden. Intusschen: de beschuldiging ligt er; tot nu toe ontbreekt de opheldering, en - wij ontveinzen 't geenszins! - 't zou ons spijten als deze achterwege bleef. Nog ééns: 't is de eerste maal - voor zoover wij weten - dat hij zóó wordt aangevallen, maar... die eerste aanval moet ook ridderlijk door hem kunnen worden terug geslagen, of... de kampioen voor waarheid en recht heeft een onuitwischbare vlek gekregen op zijn tot nu toe onbesmet wapenbord. |
|