nen stand ongeschikt maken, bekomt mede levenslang een pensioen, naar gelang van zijnen diensttijd, en wel voor ieder jaar dienst 1/25 van de sommen f54, f72 en f90 hierboven vermeld.
Die niet door het verrichten van bevolen dienst, maar door andere oorzaken ongeschikt voor den militairen stand wordt, ontvangt bij ontslag eenen onderstand voor ééns, ten bedrage van een gedeelte van het aan zijnen rang verbonden pensioen.
Zoo verre de voorwaarden der eerste verbintenis.
Na den afloop dier verbintenis, heeft de inlandsche militair recht op zijn ontslag, en op terugzending naar zijne negorij, voor 's lands rekening.
In dienst willende blijven, gaat hij telkens eene nieuwe verbintenis aan, voor 2, 4 of 6 jaren, dan wel langer.
Alsdan geniet hij desverkiezende, terstond na de teekening van het verbond f2, f4 of f5.
De soldij van den gereëngageerden inlandschen militair bedraagt 2½ duit daags meer dan bij de eerste verbintenis.
Overigens blijven de voorwaarden bij latere verbintenissen dezelfde als bij de eerste.
Na 12 jaren goed te hebben gediend, bekomt de inlandsche militair eene bronzen medaille, welke hij op de borst draagt, en tevens eene geldelijke beloning naar omstandigheden bedragende f12 of minder. Na 15 jaren goeden dienst ontslagen wordende, behoudt hij, zoo hij de medaille voor moed en trouw verworven heeft, levenslang de daaraan verbondene toelage, hierboven beschreven.
Na 24 jaren goeden dienst, bekomt hij een zilveren medaille welke hij op de borst draagt.
Na 25 jaren goeden dienst, bekomt hij voor levenslang een pensioen, ten bedrage van:
f54.- |
's jaars voor een soldaat. |
f72.- |
's jaars voor een korporaal. |
f90.- |
's jaars voor een sergeant. |
De gepensionneerde inlandsche militair, die de medaille voor moed en trouw bezit, blijft levenslang in het genot van de toelagen, aan die decoratie verbonden.
Na ontslag uit den dienst, is de inlandsche militair, die pensioen of de medaille voor moed en trouw verworven heeft, vrijgesteld van heerendiensten.