den betrokkene; het ‘onbezorgd bestaan’ waarvoor volgens dezen brief gezorgd moest worden was dat van de vrouw.
Ik was geheel uit het veld geslagen. Waar is het élan gebleven, de edele aandrift waarmee van Gennep de Oproeping schreef? vroeg ik. Maar Dekker zeide: ‘ik wist het wel! Ik had beter gedaan met de zaak bar aftewyzen. Er zyn praatjes gekomen van rechts en van links... och, zoo gaat het altyd!...’
Doch hy nam zich voor te zorgen dat hy met den heer van Gennep, die bovendien spoedig naar Indië zou vertrekken, geen onaangenaamheden kreeg, en antwoordde in een kort briefje, op de vraag van dien heer of hy de feuilletons van de Millioenen Studiën die hy hem gezonden had terug wilde hebben, dat hy den heer van Gennep verzocht had hem die te zenden. Voegde er ook by dat hy de wederleggingen tegen zyn N.E.V.A. niet wilde beantwoorden, dat hy wel begreep dat v.G.'s oordeel in zyn schryven vervat slechts oppervlakkig kon zyn daar de brochure nog niet voltooid was.
Ik weet zeker dat D. den heer van Gennep meermalen geschreven heeft, dat hy voor zich en zyn gezin geheel geholpen zou zyn, wanneer hy in staat werd gesteld voor eigen rekening uittegeven, en veronderstel dat hy dit onderwerp ook in zyn antwoord op v.G.'s brief van 3 november aangeroerd heeft.
Ondertusschen werkte Dek aan zyn Nog-Eens-Vryen-Arbeid. In de eerste dagen van November, den 6den of 7den den ik, berichtte de heer A. dat hy een uitgever voor dat werk gevonden had, en wel den heer Waltman te Delft, die bereid was voor een eerste uitgave veertig gulden per vel te betalen zoodra hy de kopy voor de brochure ontvangen had.
Dek zette zich aan den arbeid om de kopy persklaar te maken.
By een uitdrager hadden wy voor de som van twee gulden een tafeltje gekocht, dat nu voor schryftafel dienst moest doen. Er was een lade in, waarin Dek zyn papier bergde, hy legde er een groot vel wit karton op, dat hem tot onderlegger diende, en waarop hy aan de bovenhoeken veelal kleine nota's maakte. Daaraan zat hy met den rug naar den wand gekeerd, en daaraan voltooide hy eerst zyn N.E.V.A. en schreef hy daarna zooveel meer.
Den 9den November was zyn brochure gereed en den 14den ontving hy door bemiddeling van den heer A. het daarvoor bedongen honorarium.