[8 januari 1870
Ideeën van Quintillianus in De Dageraad]
8 januari 1870
Ideeën van Quintillianus, nr. CCLXV, in De Dageraad, 2e jaargang, nr. 2, blz. 14. (I.I.S.G. Amsterdam; fotokopie M.M.)
Quintillianus: Multatuli's vriend Nicolaas Braunius Oeberius.
Ik ben tegenwoordig geweest in een publieke vergadering, uitgeschreven door 't Bestuur eener te Bolsward gevestigde afdeeling der Maatschappij Tot Nut van den Javaan.
Als woordvoerder trad op W.J. van Gorkom, geëmployeerd aan 'n Hoogere Burgerschool, hier of daar.
Op 't einde der lezing werd met 'n enkel woord gewaagd van den Max Havelaar en diens auteur ‘zich noemende Multatuli, maar te recht genaamd Douwes Dekker.’
Volgens den spreker - dien ik de eer deed te noemen - zou Douwes Dekker ‘zulk een boek nu niet kunnen schrijven.’ Op een onaangename wijze uit zijn betrekking geraakt, bezield door een grenzelooze eerzucht en een ingenomenheid met zich zelven, welke aan zelfvergoding grenst’, wordt hij (D.D.) gekenmerkt door 'n cynismus en beheerscht door 'n ‘grof sensualisme,’ waardoor hij gedaald is zóó laag iemand dalen kàn.’
Zóó was - ten naastenbij althans - het oordeel over Multatuli = Douwes Dekker. Ik weet niet of van Gorkom betaald is voor zijn zeggen, maar ik geloof dat men vrij algemeen tevreden was over het gehoorde.
Nu heeft die uitval tegen Multatuli als bijzonder persoon, natuurlijk, enkel beteekenis, in zóóverre men den spreker beschouwt als woordvoerder eener heerschende meening en als tolk eener partij, waarvan men heil verwacht voor Nederland!
En om die reden maak ik er melding van.