| |
| |
| |
Biografische aantekeningen
Babut du Marès, Jules-Félix -: geb. Maastricht 17 januari 1827, overl. Schaarbeek 22 november 1895. Groeide op in een franstalig milieu; verbleef in de jaren '60 in Nederlands-Indië en vatte zijn indrukken en denkbeelden samen in een tweedelige tendensroman waarin hij een dochter van Saïdjah ten tonele voert: Félix Batel, ou la Hollande à Java (La Haye et Bruxelles, 1869). In 1878 huwde Babut met Jonkvrouw Catherine Palmer Nahuijs van Burgst, geb. Soerakarta 22 maart 1828. Over zijn opmerkelijke, ofschoon literair weinig belangrijke boek zie men de studie van Roland Mortier in het Bulletin de L'Académie Royale de Langue et de Littérature Française, tome lv (1977) no. 2, p. 222-236. |
Bergsma, Johannes Justinus -: geb. Utrecht 3 juni 1833, overl. 's-Gravenhage 5 september 1909. Studeerde te Utrecht rechten en theologie en promoveerde er in beide studievakken, 1854 resp. 1857. Was enige jaren werkzaam bij het Departement van Hervormde Eredienst; vestigde zich 1863 als advocaat en procureur in 's-Gravenhage; trad in 1869 op als verdediger van Jacob de Vletter, zowel in de strafzaak, als in het beroep van cassatie. Zijn Pleitrede inzake het Openbaar Ministerie tegen Jacob de Vletter werd door hem in 1869 gepubliceerd. |
Bokma, Toussaint -: geb. Sneek 1 april 1840, overl. aldaar 28 december 1916. Was, evenals zijn vader, boekhandelaar te Sneek en tevens drukker en uitgever van de Sneeker Courant. In de overlijdensakte, maar ook al in een vroege advertentie, verschijnt zijn familienaam als Cool van Bokma. Hij behoorde tot de meest progressieve liberale journalisten in Friesland. |
Brink, Jan ten -: geb. Appingedam 15 juni 1834, overl. Leiden 19 juli 1901. Studeerde theologie aan de rijksuniversiteit te Utrecht en promoveerde aldaar in 1860 op een latijnse dissertatie over Coornhert, waarvan datzelfde jaar een nederlandse vertaling verscheen. Hij had toen reeds een literair-historisch geschrift over Bredero op
|
| |
| |
zijn naam staan. Na huisleraar in Batavia te zijn geweest, werd hij in 1862 leraar aan het gymnasium te 's-Gravenhage, en in 1884 hoogleraar Nederlandse literatuurgeschiedenis te Leiden als opvolger van Jonckbloet. Onder zijn talrijke publikaties is maar weinig van blijvende waarde. |
Cremer, Jacobus Jan -: geb. Arnhem 1 september 1827, overl. 's-Gravenhage 5 juni 1880. Ofschoon opgeleid tot schilder en als zodanig ook korte tijd werkzaam, ontwikkelde Cremer zich tot een veelgelezen prozaist, speciaal in het genre van de dorpsnovelle. Mede doordat hij in staat was zijn gevoelige, deels in dialekt gestelde verhalen met succes voor te dragen, behoorde hij tot de weinige nederlandse auteurs die van hun werk konden leven. Met name zijn bundels Betuwsche novellen (1857) en Overbetuwsche novellen (1857-77) bereikten nog lang een groot publiek. |
Dutillieux, Guillaume Alexandre -: geb. Rotterdam 24 maart 1817, overl. aldaar 23 maart 1897; zoon van een uit Duinkerken afkomstige paraplumaker; behoorde met zijn broer Joseph Theodore tot de vrienden van Jacob van Vletter, en was in diens proces een belangrijke getuige à décharge. |
Dutillieux, Joseph Theodore -: geb. Rotterdam 10 oktober 1820, overl. aldaar 26 november 1890. Was letterkundige en publicist, en beijverde zich voor gratieverlening aan de tot tien jaar tuchthuis veroordeelde Jacob de Vletter. Dutillieux is waarschijnlijk éen van de auteurs van Physiologie van Rotterdam, door twee Rotterdammers (1844). |
Duyse, Herman van -: geb. Gent 15 november 1847, overl. aldaar 16 maart 1899; was een zoon van de stadsarchivaris van Gent, de vlaamse dichter Prudens van Duyse; publiceerde 1868 anoniem een franse vertaling van Multatuli's Het gebed van den onwetende; was later verbonden aan het Archeologisch Museum te Gent, schreef een boek over zijn geboortestad Gand monumental et pittoresque, en werd 1895 adjunct-conservator van het Wapenmuseum te Brussel. Hij werkte mee aan verschillende dagbladen, met name aan La Flandre libérale. |
Esser, Isaac -: geb. Buitenzorg 13 januari 1843, overl. Zeist 10 juni 1920. Studeerde een tijdlang rechten, daarna Engels. Was aanvankelijk leraar, later journalist en letterkundige. Orthodox protestant, erfgenaam van het Réveil. Publiceerde in Noord en Zuid, juni 1868, een
|
| |
| |
beschouwing tegen Multatuli, waarover Van Vloten zich in De Levensbode iii ontstemd betoonde. Onder de schuilnaam C. Terburch schreef Esser talrijke novellen, onder de schuilnaam Soera Rana verschillende bundels gedichten. Reeds door Busken Huet afgewezen, heeft dit werk de Nieuwe-Gids-beweging niet overleefd. |
Fennema, Hendrik -: geb. Sneek 28 augustus 1843, overl. Utrecht 8 oktober 1916. Was 1869-76 gemeente-secretaris van Sneek, 1876-87 notaris te Wommels, daarna notaris te Sneek. Behoorde tot de notabelen die Multatuli najaar 1868 ontvingen en trachtten te helpen. In 1879 werd Fennema lid van de Provinciale Staten van Friesland, in 1896 lid van de Eerste Kamer. In 1915 verhuisde hij naar Utrecht. |
Ghinst, Augustinus Josephus van der -: geb. Kortrijk 18 april 1813, overl. Brugge 9 januari 1886. Was op zijn zesde jaar wees; ontwikkelde zich door eigen inspanning; werd leraar Frans en Latijn in de laagste klassen van het Atheneum te Brugge; huwde met Juliette Fivé (1811-1893), uit welk huwelijk zeven kinderen werden geboren; maakte in 1869 kennis met Multatuli en behoorde een tijdlang tot diens vlaamse correspondenten. In 1910 publiceerde Dr. I. van der Ghinst jr., zijn kleinzoon, het uitgaafje: Multatuli. Zeven brieven aan A. van der Ghinst, te Brugge uit de jaren 1870-1871-1873 (Antwerpen z.j.); behalve enige biografische gegevens vindt men hierin ook een portret. |
Hartsen, jonkheer Frederik Anthony -: geb. Amsterdam 5 augustus 1838, overl. Cannes 21 april 1877, volgde het gymnasium te Utrecht, studeerde wijsbegeerte aan de rijksuniversiteit te Leiden, medicijnen te Utrecht, en hield zich daarna diepgaand bezig met psychiatrische en botanische vraagstukken. Als t.b.c.-patient ging hij in 1863 naar Cannes; daar ontmoette hij een katholieke engelse onderwijzeres, met wie hij - inmiddels zelf katholiek geworden - trouwde. Hij publiceerde talrijke brochures, meest op filosofisch gebied, en ontwikkelde zich mede onder darwinistische invloed tot atheist. In 1869 had Hartsen een verhouding met Marie Anderson, waaruit 25 april 1870 te Pau een zoon werd geboren. Kort daarna verzoende hij zich weer met zijn echtgenote. Ofschoon te Cannes wonende, publiceerde hij van 1872 af enkel nog in het Duits. |
| |
| |
Houwink Gz., Jan -: geb. Sneek 8 september 1833, overl. aldaar 24 februari 1907. Handelaar in wijnen en gedistilleerd. Lid van de vrijmetselaarsloge ‘Concordia Res Parva Crescunt’ in zijn geboortestad. Was najaar 1868 éen van de initiatiefnemers om Multatuli te Sneek en elders uit te nodigen tot het houden van voordrachten, en in die periode Multatuli's gastheer. Houwink was gehuwd met Petronella Johanna Peeters, geb. Etten en Leur 6 juni 1838, overl. Sneek 24 maart 118. |
Keller, Gerard -: geb. Gouda 13 februari 1829, overl. Arnhem 10 januari 1899. Was stenograaf bij de Staten-Generaal, werkte sinds 1860 mee aan De Nederlandsche Spectator, werd in 1864 redacteur van de liberale Arnhemsche Courant. Keller had bij zijn tijdgenoten een zekere naam als novellist. |
Lier, Israel Charles van -: geb. 's-Gravenhage 20 september 1833. Was stenograaf der eerste klasse bij de Staten-generaal, en volgens eigen mededeling in 1861 verbonden aan het 's Gravenhaagsch Weekblad; hij behoorde tot het bestuur van de afdeling 's-Gravenhage der in 1866 opgerichte Maatschappij tot Nut van den Javaan. Blijkens het bevolkingsregister vertrok Van Lier 9 december 1869 naar Batavia. |
Raedt van Oldenbarnevelt, Hendrik Jan Antony -: geb. Amsterdam 13 augustus 1828, overl. 's-Gravenhage ii januari 1903. Studeerde rechten en was raadsheer bij het Provinciaal Geregtshof in Zuid-Holland ten tijde van het proces tegen Jacob de Vletter. |
Schook, Willem Ferdinand -: geb. 's-Gravezande 24 augustus 1832, overl. Veendam, 7 februari 1878, was een van de zes kinderen van de beroepsmilitair Jan Ferdinand Schook en diens zestien jaar jongere echtgenote Wilhelmina Helena Alberti. Hij verloor vier jaar oud, zijn vader; de moeder slaagde erin haar kinderen een goede opvoeding te geven. Ferdinand, zoals hij steeds werd genoemd, studeerde rechten te Utrecht; in 1855 behoorde hij tot de groep Corpsleden die een demokratisering doorvoerden; in 1858 promoveerde hij cum laude op een privaatrechtelijk onderwerp. Sinds 1862 stond hij in contact met Multatuli. Als advocaat vestigde hij zich 1865 te Harlingen, 1869 te Balk waar hij inwoonde bij zijn oudere broer Frits die aldaar predikant was, en 1875 te Veendam. In verschillende artikelen van zijn hand koos hij partij voor Multatuli. (Vgl. J. Kortenhorst: Multatuli en Ferdinand Schook; in Over Multatuli I, 1978, blz. 37-51). |
| |
| |
Stieltjes, Thomas Joannes -: geb. Leuven 19 mei 1819, overl. Rotterdam 23 juni 1878. Was officier bij de artillerie, verrichtte werkzaamheden als ingenieur in Gelderland, daarna op Java; werd ontslagen na een conflict met de G.-G.; kreeg 1874 een eredoctoraat van de Rijksuniversiteit Leiden. (iii, iv, v, x, xi). |
Storm-van der Chijs, Anna Maria Margaretha -: geb. Delft 26 augustus 1814, overl. aldaar 1 januari 1895. Ontving als dochter van een rijke thee-importeur een verzorgde opvoeding, begeleidde al jong haar vader op buitenlandse reizen; huwde 1843 de naar Utrecht beroepen delftse predikant Willem Storm (geb. 1808); na diens dood, twee maanden later, keerde Mienette Storm naar Delft terug. Zij besteedde haar geestkracht en vermogen aan charitatief en sociaal werk, streefde naar beroepsonderwijs voor meisjes, maakte studiereizen door heel Europa inclusief Turkije en Rusland, werd principieel feministe, verbleef 1856-62 in Noord- en Midden-Amerika, en hield als een van de eerste vrouwen openbare lezingen in en buiten Nederland. Zij nam deel aan het Internationaal Congres te Amsterdam (1864) met een verslag over haar onderwijskundige studiën, bracht in 1867 Thorbecke ertoe de hbs ook open te stellen voor meisjes, polemiseerde met Marie Anderson over vrouwenemancipatie, en sprak op het Taal- en letterkundig congres te Leuven (1869). Vereenzaamd na de dood van haar huisgenote en begeleidster, werd zij de laatste levensjaren als zenuwzieke verpleegd in het St. Jorisgasthuis te Delft. |
Terpstra, Willem -: geb. Rotterdam 7 november 1828, overl. Leeuwarden 13 november 1895. Studeerde rechten en was Advocaat-generaal bij het Provinciaal Gerechtshof in Zuid-Holland, ten tijde van het proces tegen Jacob de Vletter. Werd later president van het Provinciaal Gerechtshof in Friesland. |
Vletter, Jacob de -: geb. Rotterdam 29 juli 1818, overl. aldaar 6 juli 1872. Onderwijzer en publicist; huwde 21 oktober 1846 met Wilhelmina Johanna Kleyweg, uit welk huwelijk vier kinderen werden geboren; werd 1855 (uit 130 sollicitanten) gekozen als directeur van een opvoedingsinstituut; moest na een conflict met een invloedrijk bestuurslid ontslag nemen; werd tabakshandelaar, daarna praktizijn (zaakwaarnemer), in welke functie hij stuitte op eigenmachtig optreden van ambtenaren. In 1867-68 ageerde hij voor zwemmen in het openbaar; geverbaliseerd wegens schennis der eerbaarheid,
|
| |
| |
werd hij augustus 1868 vrijgesproken; zijn uitdagende brochure ‘Openbare executie of een koud bad voor politie en justitie’ zette veel kwaad bloed. In een conflict tussen gemeentebestuur en groenteschippers gaf hij leiding aan hun verzet. Eind oktober 1868, tijdens relletjes in de binnenstad, raakte De Vletter er ongewild in betrokken. Met veertig anderen gearresteerd, werd hij in de aanklacht d.d. 30 maart 1869 als de raddraaier aangemerkt. Ondanks de getuigen à décharge en de voortreffelijke verdediging door Mr. J.J. Bergsma veroordeelde het Provinciaal Gerechtshof in Zuid-Holland hem tot tien jaar tuchthuis; het beroep van cassatie werd verworpen, het verzoek om gratie afgewezen. Het proces-De Vletter was een cause célèbre, minder als blijk van klassejustitie, dan wel van politiële rancune. Onder de honderden die diep verontwaardigd waren over het optreden van agenten en rechters, en volstrekt overtuigd van De Vletters onschuld, was ook Multatuli; hij bezocht hem tijdens zijn gevangenschap in Den Haag, vond hem eigenwijs, zondeloosachtig, dus weinig sympathiek, beloofde hem echter, hem en zijn vrouw te zullen bijstaan, en correspondeerde nog met hem nadat hij naar Leeuwarden was overgebracht. Wat er daar met De Vletter is gebeurd, is onduidelijk: hoewel hij zich aanvankelijk uitstekend hield, was zijn toestand na twee jaar zó dat de resterende straftijd werd omgezet in acht maanden cellulair; te Amsterdam echter stelde men hem na medisch onderzoek begin maart 1872 in vrijheid. Als een doodziek man kwam hij bij zijn broer in 's-Gravezande; vandaar ging hij naar Rotterdam, maar enkel om er te sterven. (Vgl. Mr. H.C. Hazewinkel: Rondom het De Vletter-oproer. Rotterdams Jaarboekje 1946, blz. 66-100, en 1947, blz. 173-218.) |
Voo, Goose Weijnand van der -: geb. Rotterdam 6 april 1806, overl. aldaar 2 juni 1902. Vrijdenker, drankbestrijder, Saint-Simonist, strijder voor algemeen kiesrecht. Ging op ruim 17-jarige leeftijd naar Brussel, vermoedelijk als onderwijzer van de vierde rang, keerde 1830 vandaar terug; was 1838 oprichter van een genootschap tegen drankmisbruik; is wschl. éen van de auteurs van Physiologie van Rotterdam, door twee Rotterdammers (1844); vertaalde samen met A.J. Nieuwenhuis in 1856 Het nieuwe Christendom door Claude Henri de Sint-Simon, en 1860 De leer van Saint-Simon ontvouwd; was als vrijdenker omstreeks 1858 actief in de vereniging ‘De
|
| |
| |
Lichtstraal’, omstreeks 1869 in de vereniging ‘Het Algemeen Stemregt’; redigeerde 1869-69 De Rotterdamsche Lantaren (tweemaal 12 afleveringen), en publiceerde in de jaren 1887-90 Mijne Werken (2 delen). |
Waal, Engelbertus de -: geb. 's-Gravenhage 27 november 1821, overl. aldaar 1 juli 1905. Was van 1837 tot 1858 werkzaam in Nederlands-Indië, sinds 1856 als Directeur van Middelen en Domeinen. Terug in Nederland sloot hij zich aan bij Fransen van der Putte en werd juni 1868 minister van Koloniën in het door Thorbecke samengestelde kabinet. Hij was gehuwd met M.A.T. van der Hucht, een familielid van Tine. |
|
|