Van den Rijn, 18 Augustus.
De Kölnische-Zeitung vestigt in haar jongste nummer de aandacht op de ondersteuning, welke de Carlisten door geheel Europa vinden bij het staatkundige absolutismus en bij de kerkelijke reactie. Zij brengt in herinnering, hoe ditzelfde verschijnsel zich openbaarde bij den vroegeren burgeroorlog in Spanje tusschen Christino's en Carlisten, en zij geeft toe, dat de spaansche ultramontanen met hunne duitsche geestverwanten en de fransche legitimisten van hun standpunt gelijk hebben, indien zij eene onderlinge levensverzekering sluiten tegen de besmetting van staatkundigen vooruitgang. ‘Tot de bereiking van dit doel (aldus vervolgt het blad) achten zij de kleinste middelen zelfs niet gering, en zoo lezen wij in een clericaal orgaan, de Augsburger-Postzeitung, naast eenige onjuiste berigten, dat de Pretendent en zijne jonge gemalin alle vroegere vooroordeelen der familie hebben afgelegd. Het is duidelijk, dat daarmede gedoeld wordt op de gezindheid, door de verschillende takken van het geslacht Bourbon eene eeuw geleden aan den dag gelegd tegen de almagt der Kerk, door de verdrijving der Jezuiten enz.’ Het Keulsche orgaan noemt het belangrijk en leerzaam voor de Duitschers om optemerken, hoe ‘de schoone geesten van over land en zee’ elkander ontmoeten in gemeenschappelijken afschuw van de vrijheid op staatkundig en kerkelijk gebied, en hoe het woord gevoerd wordt in het belang der heilige zaak van ‘Don Carlos Junior’ in het afgelegen Beijeren, van welks bestaan de meeste volgelingen van den nieuwen Pretendent welligt niets vermoeden. ‘De hooge geestelijkheid en de hooge adel van Zuid-Duitschland (zoo eindigt het blad) hebben op dit oogenblik zeker eenige moeite om hunne sympathien aan den man te brengen. Het vertrouwen op de stille hulp van Oostenrijks hooge kringen durft men niet luide uitspreken; in de zeilen van het fransche staatsschip
blaast op dit oogenblik eene liberale bries, maar semper eadem ziet deze partij een straal van hoop in de mogelijkheid van een spaanschen burgeroorlog, en om het zwarte vaandel, aldaar omhoog geheven, verzamelen zich de duitsche nachtvogels.’