in nevelen optelossen. Die heeren hebben als werkelijkheid zaken voorgespiegeld, die, ook al keerde men de gansche maatschappij onderst boven, niet bestaanbaar zijn, en ieder hunner zint nu op middelen om de half-ontwaakte bedrogenen nog een tijd lang aan de verwezenlijking zijner plannen te doen gelooven. Dewijl zij het nu echter over de keuze dezer middelen niet eens kunnen worden, beschimpen zij elkander onderling, en maken elkander wederkeerig voor verraders uit. Ieder beschuldigt den ander, wegens het mislukken van plannen, die onmogelijk tot een goed einde leiden konden.’ - Volgens de Neue Stettiner-Zeitung, is eene groote vergadering van werklieden, die zich voorstelde te beraadslagen over de werkstaking der arbeiders in de suikerraffinaderijen in die stad, rustig afgeloopen, hoewel men in den aanvang eenige onaangenaamheden voorzag, wegens het weigeren van toegang aan vrouwen, die, naar aanleiding eener oproeping in de couranten, aldaar verschenen waren. Er was, volgens genoemd blad, als conclusie aangenomen, ‘dat de arbeiders in de raffinaderijen volkomen in hun regt waren, en dat derhalve de directien en aandeelhouders van die inrigtingen namens de vergadering zouden worden uitgenoodigd, de eischen der werklieden intewilligen.’ Bij deze conclusie was als eene soort van bedreiging gevoegd, dat ingeval van weigering het geheele publiek van Stettin en omliggende streken de arbeiders bij de eerstvolgende werkstaking ondersteunen zou. Van andere zijden echter wordt aan de Kölnische-Zeitung medegedeeld, dat de bedoelde grève niet den minsten billijken grond had, en dan ook volstrekt zonder gevolg is gebleven. Zoo verneemt men dan ook thans, dat door bemiddeling van den directeur Dohrn - en geenszins ten gevolge eener inmenging der Algemeene Duitsche Arbeiders-Vereeniging, nog minder uit vrees voor bedreigingen - aan de arbeiders in de
suikerfabrieken, en wel op hun eigen verzoek, is toegestaan, hunnen arbeid te mogen voortzetten op dezelfde voorwaarden als vroeger. Alles zou vergeven en vergeten zijn, zoo luidde de conditie, waarop het werk weder aanvaard werd. Daaruit blijkt, dat de weder-aanneming eerder als gunstbetoon te beschouwen is, dan als eene door dwangmiddelen teweeggebragte noodzakelijkheid.
- Men verneemt uit Hannover, dat de metselaars in die stad nog altijd weigeren, arbeid te verrigten, en uit sommige aangeplakte oproepingen is het te voorzien, dat de verwers- en verlakkersgezellen weldra