Volledige werken. Deel 13. Brieven en dokumenten uit de jaren 1868-1869
(1980)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdVan den Rijn, 14 Junij.De Kölnische-Zeitung meent, dat de strijd over de wijze, waarop het pruissische tekort gedekt zal worden, zich ontwikkelt op eene wijze, die den in het najaar van 1866 herstelden binnenlandschen vrede op nieuw zou kunnen bedreigen. Zij acht het daarom noodig, op dit donkere punt aan den hemel der pruissische binnenlandsche politiek te wijzen, en levert daartoe een uitvoerig opstel, waarin zij het door de nationaal-liberale partij ingenomen standpunt toelicht en die partij verdedigt tegen de beschuldiging, dat zij, door het tekort ongedekt te laten, zou trachten de Regering tot het verminderen der uitgaven voor militaire aangelegenheden te dwingen. Het slot van dat artikel luidt als volgt: ‘De gematigd-liberale partij in den pruissischen Landdag zal bereid zijn om, ingeval zich werkelijk een tekort voordoet, hetwelk niet door middel van bezuinigingen te dekken is, door tijdelijke verhooging van belasting daarin te voorzien, - indien eene uitgebreide hervorming der zeer gebrekkige directe belastingen niet snel genoeg tot stand gebragt kan worden, alsdan door matige opcenten op de onveranderde personele belasting. Om de gematigd-liberale partij daartoe te doen overgaan, is het onvermijdelijk noodig, dat de Regering haar blijkbaar en een goed eind te gemoet kome, - dat zij alles aanwende om het land de noodzakelijkheid en de juistheid der handelwijze van de gematigd-liberale meerderheid te doen zien. Handelt de Regering anders, laat zij de Afgevaardigden integendeel door hare organen berispen, dan maakt zij de voor hen toch reeds moeijelijke verzoening onmogelijk. Want, - de goedkeuring, de onderwerping, zal dan nog veel zekerder den binnenlandschen vrede verbreken dan de verwerping zou doen... Inderdaad, indien de Regering in den Landdag niet eene geheel andere houding aanneemt, door tegemoetkoming den gematigd-liberalen het wen- | |
[pagina 529]
| |
schelijke toestaan van geldmiddelen niet mogelijk maakt, dan doen dezen het best, dat wil zeggen het minst slecht, indien zij in de eerste plaats aan hunne herkiezing denken. Een paar jaren voortduren van het deficit is voor de naaste lotgevallen van Pruissen en van het Verbond klaarblijkelijk veel minder gevaarlijk dan terugkeer van den toestand van 1862/66.’ - Uit Berlijn wordt aan de Kölnische-Zeitung geschreven, dat men in de diplomatieke kringen aldaar het verleenen van het grootkruis der orde van de Eikenkroon aan den pruissischen gezant bij het nederlandsche Hof, den graaf Perponcher - die zich op dit oogenblik te Berlijn bevindt - voor een voorteeken houdt, dat die diplomaat niet naar 's Gravenhage zal terukeeren. - Men schrijft uit Rijn-Pruissen aan de Allgemeine-Zeitung: ‘Het jaarlijksche rapport, 't welk over 1868 door de Kamer van Koophandel te Lennep is uitgebragt, wordt algemeen met belangstelling gelezen. Dat collegie toont, bij het bespreken van den slechten toestand, waarin handel en nijverheid verkeeren, in rondborstige en mannelijke taal ten duidelijkste aan, dat er voor Europa niet op betere tijden te hopen is, voordat de Staten hunne staande legers verminderen, en zoo lang de onophoudelijke veranderingen in de militaire organisatie alom het vertrouwen der industriële en handelswereld in de kiem verstikken. De Kamer van Koophandel te Lennep, heeft in die woorden slechts uitgesproken hetgeen overal het gevoelen is van het beste deel der bevolking.’ |
|