worden... Europa kan niet tot rust komen, als Pruissen, de rustverstoorder, niet vernederd, niet onschadelijk gemaakt wordt. Europa echter, zoo schijnt het, wapent zich om Pruissen te vernederen. Napoleon heeft het aan Pruissen zelf overgelaten, zich ten gronde te rigten, en het heeft zich ten gronde gerigt; in zedelijken zin is het vernield, - in politieken zin zal het vernield worden. Het verlagende bewustzijn, dat Pruissen sedert 1866 niet gestegen, maar gezonken, diep gezonken is, kon het duidelijker uitgesproken worden, dan in de jongste Berlijnsche troonrede is geschied?... De pruissische adelaar laat den kop en de vleugels hangen als eene zieke duif of als een gier, die zich de maag overladen heeft. Pruissen “denkt aan niets anders dan aan den vrede,” heette het ditmaal. Maar Pruissen is bang en teregt. Een ijzeren band omgeeft het van het westen naar het zuiden en het oosten, wraak ademende voor Sadowa, en slechts wij, wij alleen zijn getrouw gebleven,’ enz.
Met het oog op dat opstel zegt een ander beijersch blad, De Augsburger Abend-Zeitung: ‘Sedert de onzalige dagen van het Rijn-Verbond en zelfs te midden der bloedige woelingen van het jaar 1866 waagde het verraad aan het vaderland het niet, zoo openlijk en stout het afzigtelijke hoofd opteheffen, zoo als thans, tot schande van Beijeren, geschiedt in een blad, hetwelk, in spijt van dat alles, doorgaat voor een orgaan van die partij, welke de ultramontaansche genoemd wordt, en die zich zelve de vaderlandsche noemt.’
- Nadat in de zitting van den Bondsraad op 31 Maart jl. besloten was, dat van regeringswege hulp zou worden verleend tot het afwerken van het duitsche woordenboek van Grim, verneemt men nu, dat Waldeck, onder verwijzing naar de voorwaarden, waarop deze Staat onder de administratie van Pruissen is overgegaan, geweigerd heeft, aan die ondersteuning deeltenemen. Het Vorstendom Schaumburg-Lippe heeft zich te dien aanzien nog niet bepaald verklaard, en het Staatje Reuss (jongere linie) stelt velerlei voorwaarden, alvorens het zich tot toetreden wil verbinden. Pruissen heeft voor de jaren 1869-1873 eene som van 800 th. toegezegd, mits de overige Staten van het Noordduitsch-Verbond gezamenlijk de overig benoodigde 700 th. 's jaars bijeenbrengen. Wel is door die Staten voorloopig reeds voor meer dan dat bedrag ingeschreven, doch daaraan zijn zoo vele en velerlei voorwaarden verbonden, dat deze zaak nog altijd niet als definitief geregeld kan worden beschouwd.