Volledige werken. Deel 13. Brieven en dokumenten uit de jaren 1868-1869
(1980)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 291]
| |
Het jaar 1869 | |
[pagina 293]
| |
Er moeten redenen zijn geweest waarom Multatuli na het mislukken van de onderhandelingen met Rochussen en Hasselman maar zo kort in Keulen is gebleven; redenen waarom hij het nodig vond maand na maand in Den Haag te zijn, eerst alleen, toen met Mimi, tenslotte bovendien met Tine en de kinderen. Van welke aard die redenen waren: politieke, koloniale, ambtelijke, journalistieke, is niet volledig bekend; wel dat er geen aantoonbaar resultaat is geweest. Door die afloop is het beeld van heel de periode vertekend. Maar behalve dit antichronologisch gezichtsbedrog is er nóg een oorzaak: alle latere informatie blijkt afkomstig te zijn uit maar éen bron. Van de vijf personen die in deze maanden bijeen waren, hebben vier er verder vrijwel over gezwegen. Alleen Edu, vijftien jaar oud, zag zo veel en begreep zo weinig, dat hij er na dertig jaar nog vol van was. Tweemaal heeft hij het wereldkundig gemaakt, eerst via Meerkerk in diens Multatuli-boek (1900), later postuum via zijn weduwe, de Schoondochter (1939). Haar ‘Waarheid’, herinneringen uit de tweede hand aan gebeurtenissen vóor haar geboorte, is enkel bruikbaar voorzover men feit na feit controleert. Want wie Edu het recht toekent op een levensgrote rancune tegen zijn vader, ontneemt hem tegelijk het recht om als onbevooroordeeld getuige te worden gehoord in diens zaak. Waar harde feiten ontbreken, hebben verhalen, veronderstellingen, verzinsels en insinuaties vrij spel. Zo gaat het altijd. Maar harde feiten ontbreken niet. Ze bestaan hierin, dat Multatuli gedurende het jaar 1869 achttien uitvoerige Causerieën heeft geschreven waaronder in mei-juni-juli de briljante reeks v-vi-vii-viii, en bovendien meer dan honderd bijdragen Van den Rijn. Wie ook maar enig begrip heeft van de concentratie die er nodig is voor het schrijven van éen bladzij goed proza, is immuun voor de virulente verhalen over roulette-spelen 's morgens 's middags 's avonds, iedere dag, vele maanden lang; alle cursivering ten spijt. De échte waarheid is minder eenvou- | |
[pagina 294]
| |
dig, dat is ze bij Multatuli meestal. En ze is alleen benaderbaar in het voetspoor van de échte feiten.-
De kans om Tine uit haar benarde positie te verlossen had begin 1868 zó nabij geleken, dat het Multatuli niet mogelijk was er voorgoed van af te zien. Bovendien bleven de berichten over haar gezondheid hoogst verontrustend; de gedachte was onverdraaglijk dat zij in Milaan zou omkomen, de enige die wist, die erbij was geweest, in Lebak. Verontrustend waren ook de geruchten over een dreigende oorlog van Pruisen en Frankrijk, vooral daar Nederland door de personele unie met Luxemburg erin kon worden betrokken. Het is mogelijk éen van de motieven geweest waarom Multatuli nú zijn gezin bijeen wilde zien. Er bestond trouwens geen noodzaak tot uitstel: de lezingentournee in Friesland was een succes gebleken, ook financieel, en de geestdrift van de vrienden in Sneek hield beloften in van effectieve steun. Een kapitaaltje dat Mimi had geërfd en aan hem ter beschikking gesteld, kon voorlopig alle uitgaven dekken, al bezwaarde dit hem wel. Het huis dat men huurde, lag aan de Zuidbinnensingel; op weinige passen afstand woonde het echtpaar Bosboom-Toussaint. De buurt, aan de buitenkant van Den Haag, was nog landelijk. Het inrichten, eenvoudig maar met smaak, kostte wel meer dan er was begroot. Omstreeks 10 januari namen Multatuli en Mimi er hun intrek, tussen allerlei voordrachten door - toch altijd nog te weinig. In twee brieven aan Tine, gedateerd 28 januari en 5 februari, staat precies te lezen hoe het huis was ingedeeld, en ook hoe geëmotioneerd Multatuli was zowel door het feit van te wónen, als door de naderende hereniging. Maar de f25 per maand uit Haarlem waren meer geschikt voor wat royale porties zakgeld, dan als budget voor een gezin van vijf personen, met de dienstbode mee zes. Daarom deed Multatuli op 3 februari een beroep op Houwink, hem voor het lopende jaar vierduizend gulden te garanderen opdat hij zich onbelemmerd kon wijden aan zijn eigenlijke werk; en als vierduizend te lastig was, dan tenminste duizend op korte termijn. Hoe wereldvreemd dit voorstel ook lijkt, het was van hem uit gezien kennelijk niet onredelijk; en de afwijzing - waarvan de tekst niet is overgeleverd - was voor Multatuli een schok, om niet te zeggen een ramp; zijn brief is wel bewaard en laat geen twijfel aan de ernst van zijn ontgoocheling, en van de | |
[pagina 295]
| |
bezorgdheid waarmee hij nu de komst van Tine en de kinderen tegemoet zag. Maar de ontvangst moest z'n stijl behouden: zodra hij de datum wist, vroeg hij De Geyter zijn voordracht in Antwerpen een poosje uit te stellen. Het gezin ging voor. Het moet een wat vreemd weerzien zijn geweest op 22 februari: Tine verouderd, ziekelijk, doodmoe na een volle week onderweg; Edu onherkenbaar veranderd, een opgeschoten knaap van vijftien die er uitzag als achttien en zich ook zo gedroeg; en Nonni nog altijd het lieve kleine meisje, al was ze nu niet meer acht maar elf. In feite weten we niets: niet de eerste reacties op het huis, op de eigen kamers, niet de ontmoeting van Tine en Mimi, niet hoe de huishouding geregeld werd, wie er leiding gaf aan de dienstbode, wie de inkopen besprak of deed. Er heerst in het kleine aantal brieven een wat irreële sfeer van hervonden geluk. Maar éen ding viel onmiddellijk tegen: het hollandse klimaat. En dat bleef zo. Ondanks alle beslommeringen heeft het nieuwe bestaan Multatuli gestimuleerd. Op 6 maart sprak hij voor een volle zaal in Delft over beschaving. De reeks Van den Rijn telt in maart niet minder dan veertien bijdragen, in april tien. Maar geld was een zaak van toenemende zorg. De gewenste voordrachten bleven uit. Er schijnt sprake te zijn geweest van een functie bij de opleiding voor koloniale ambtenaren in Delft; het is nauwelijks denkbaar. Toen Huisman eind maart in nood verkeerde, kon Multatuli hem enkel te hulp komen door zelf dertig gulden te lenen. Midden april had hij vijf spreekbeurten achtereen, met matig succes; daarna nog twee avonden in Gent, en éen voor vrienden in Antwerpen die hij wou laten genieten van Vorstenschool. Als De Geyter hem na enkele dagen wat geld stuurt, is Multatuli gegriefd: arm te zijn was erg; zo arm te zijn dat men geld moest vragen, was erger; maar als arm te worden behandeld, door vrienden, en verhinderd om genereus te zijn, dat was het ergste van al. Intussen slaagde hij er toch nog in, zijn luchtige Causerieën te schrijven, ontspannen werk, al bleven kranten waarin zijn tekst stond afgedrukt, hinderlijk lang achterwege. Gelukkig stuurde Semarang hem wel een half jaar honorarium, f 600, denkelijk in mei. In elk geval was hij eind mei in Bad Ems; of dat nodig was voor zijn gezondheid, is onduidelijk; ook, of hij Mimi bij zich had, die in april naar Mainz was gegaan. De beschrijving van zijn Rijnreis in Causerie v doet aan als authentiek, zo ook het weerzien van een kennis uit het | |
[pagina 296]
| |
Batavia van 1839, nu met een inspirerende dochter; en eveneens de te late inzet van een friedrich d'or op het winnende nummer; de keer daarop bracht verlies. Het was een gewende ervaring. Er is uit de hele zomer geen enkel persoonlijk gegeven bekend, maar men mag aannemen dat het hollandse klimaat niet elke dag opnieuw ergernis meebracht. Tines gezondheid had zich hersteld. De Causerieën stegen tot een meesterlijk peil en de reeks Van den Rijn werd ononderbroken voortgezet: veertien bijdragen in juni, negen in juli; met dan opeens het incident-Hartsen tegen het eind van die maand. Multatuli had uiteraard de stof voor zijn artikelen steeds moeten opdiepen uit de duitse pers, en naast tal van bekende bladen ook de onbekende Mainzer Beobachter aangehaald. Tegenover het bezwaar dat ze niet bestond, had deze krant het voordeel dat ze onpartijdig was, scherpzinnig en geheel vrij van pruisische demagogie. Marie Anderson was op de hoogte van de krijgslist, en haar intieme vriend jonkheer Hartsen nu ook. Diens verontwaardiging doet wat opgeblazen aan; de heren in Haarlem, minder gauw uit het lood, vroegen opheldering en kregen die. Het is erg jammer dat deze brief in het Museum Enschedé niet is teruggevonden. Aangezien de dupliek van de haarlemmer heren blijk gaf van ontwakend begrip voor de waarde van zijn commentaren, bood Multatuli zich op 21 augustus aan als redacteur. Wat Huet had gekund, zou hém niet mislukken. Maar Haarlem waagde z'n bezadigde traditie niet aan een oppositioneel avontuur. Waarom de familie Douwes Dekker, compleet met Mimi en dienstbode, zich eerst nu liet inschrijven in de Burgerlijke Stand, is duister; maar zo het iets betekent, dan toch wel dat Multatuli de toestand leefbaar genoeg vond om in Den Haag te blijven, al was bij hem de afkeer van de hollandse burgerij nauwelijks minder groot dan bij Tine. Misschien kon Indië, kon Semarang, hem de financiële basis verschaffen die zijn gezin nodig had. Op 23 september stelde hij voor, achtmaal zoveel kopij te leveren voor vijfmaal het geld. Al zou er pas in december antwoord zijn, het plan alleen had iets hoopvols, zo tegen Tines vijftigste verjaardag. En het bewijst in elk geval hoe vol Multatuli zich voelde, en tot hoeveel in staat. Nederland leefde sinds maanden in de ban van een geruchtmakend proces: het rotterdamse oproer, met als hoofdbeklaagde Jacob de Vletter. In zijn Causerieën - niet voor hollandse ogen bestemd - | |
[pagina 297]
| |
heeft Multatuli er zich diepgaand mee bezig gehouden, overtuigd dat politie en justitie zich schandelijk hadden gedragen en dat er een vloedgolf van sociaal verzet op komst was waartegen de heersende machten het zouden afleggen. Toen de Hoge Raad cassatie had afgewezen en De Vletter dus de tien jaar tuchthuis zou moeten uitzitten, zond Multatuli hem een blijk van sympathie; op 19 oktober bezocht hij hem in de cel. Al vond hij zijn eigenwijze karakter en steile principes irritant, hij was dieper dan ooit doordrongen van zijn onschuld en zegde hem en zijn gezin hulp toe, hoe dan ook. Verontwaardiging was inspiratie, dat wist hij uit herhaalde ervaring. En hij wás verontwaardigd, niet om De Vletter alleen: de Maatschappij tot Nut van den Javaan had hem getart door een quasi-idealistische oproep en een polemisch Ingezonden Stuk. Hij wist het nu zeker: de derde bundel Ideeën lag klaar, op het schrijven na. Op 20 oktober wendde Multatuli zich tot Houwink met plannen voor een uitgave in eigen beheer, waaraan enkel de financiële grondslag ontbrak; tot nu toe hadden alleen de uitgevers van zijn werk geprofiteerd; dat moest uit zijn. Maar de sprong van wijnen naar letteren was voor Houwink te ver. Multatuli, tot het uiterste gespannen, realiseerde zich dat zelfs friese vriendschap soms geen stand houdt. Multatuli's overtuiging dat het Cultuurstelsel niet zo zeer winst betekende als wel gezag en dat gezag, mits in goede handen, nodig was ter bescherming van de inlander en diens dorpsgemeenschap, terwijl vrije arbeid uit zou lopen op verstoring van die gemeenschap, uitbuiting van de inlander en aantasting van elk gezag - die overtuiging van Multatuli was in de jaren '60 doorgedrongen tot de kopstukken van de conservatieve partij, en het ethisch waarmerk geworden van hun koloniale politiek. Toen er in 1869 bij hun orgaan, het Dagblad van Zuidholland en 's-Gravenhage, door ziekte van de hoofdredacteur een journalistiek vacuüm was, zocht men contact met Multatuli. Ondanks de schaarsheid van de archivalia staat het vast dat er langdurige besprekingen zijn geweest. Maar toen zijn eis om het gehele, destijds voor Rochussen ontworpen Memorandum in het Dagblad op te nemen hun duidelijk maakte dat hij niet tevreden zou zijn met minder dan het leiderschap van een grote anti-liberale volksbeweging, brak men het contact op 10 november af. Het is ondenkbaar dat zo'n reeks tegenslagen geen invloed zou hebben gehad op zijn stemming, en dus ook op die van zijn omgeving. | |
[pagina 298]
| |
Wanneer hij op 12 november aan Rooses schrijft: ‘mijn gezin is allerliefst’, rijst de vraag hoeveel wens, hoeveel show, hoeveel illusie, hoeveel realiteit er in die woorden schuilgaat, en vooral: hoe het oordeel van de vier anderen zou zijn geweest. Met de winter op komst wordt de stemming in elk geval slechter: in een brief van 17 december toont Multatuli zich onredelijk geïrriteerd; het verhaal dat hij enkele dagen daarna, ontstemd door een opmerking van Rooses, een couvert met 500 francs uit het coupéraam zou hebben gesmeten, lijkt geen verzinsel, het klopt ook met de reactie op het geld van De Geyter, al maanden terug; en dan zijn er twee onmiskenbare feiten: het niet meer willen doorgaan met de rubriek Van den Rijn; het ophouden met de Causerieën in De Locomotief Mogelijk is er een negatief bericht uit Semarang gekomen, dat is onbekend; maar zo'n bericht uit Haarlem is er in elk geval niet, integendeel. Toch behoeft zelfs dit alles nog geen balorige geprikkeldheid te betekenen: het is immers ook mogelijk dat Multatuli de overtuiging had, geheel beschikbaar te moeten zijn voor meer geïnspireerd werk. Verreweg het belangrijkste document is de brief van Tine aan Stéphanie, geschreven terwijl Multatuli in Gent was. Die brief dwingt tot maar éen conclusie: de ménage à trois, met zoveel goede bedoelingen begonnen en een tijdlang ook met enig succes volgehouden, was in een tragedie geëindigd. Dat is eenvoudig een feit. Maar het is niet een eenvoudig feit, bepaald door maar éen aanwijsbare oorzaak, laat staan door éen aanwijsbare schuldige. Het hele jaar 1869 is een uitermate moeilijke legpuzzel met een groot aantal schijnbaar onsamenhangende gegevens: het verschil in klimaat tussen Holland en Italië; het verschil in mentaliteit tussen Den Haag en Milaan; het verschil in leeftijd tussen Tine en Mimi; het zenuwslopende verschil tussen uitgaven en inkomsten; het tartende verschil tussen genialiteit en maatschappelijk succes; het verschil tussen Multatuli's gevoelens voor Tine en die voor Mimi, niet identiek met een scheiding tussen liefde en sex; en tenslotte, wellicht de meest beslissende factor: het verschil in karakter tussen déze vader en déze zoon. Want éen ding staat vast: toen Edu op nieuwjaarsdag 1870 zestien jaar werd, wachtte zijn plan om naar Italië terug te gaan alleen nog op een gunstige gelegenheid. G.S. |
|