Volledige werken. Deel 13. Brieven en dokumenten uit de jaren 1868-1869
(1980)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdVan den Rijn, 7 October.Volgens berigten uit Hannover, heeft de Kamer van Koophandel in die stad, in haar verslag over het jaar 1867, zich er over beklaagd, dat de drukkerijen door de gebeurtenissen van 1866 zeer geleden hebben, en niet dan zeer langzaam zich beginnen te herstellen. De arbeidsloonen zijn, ten gevolge der concurrentie van Berlijn, zeer achteruitgegaan. ‘Zeer gevoelig (aldus leest men in dat rapport) werden de uitgevers van dagbladen getroffen door de invoering der zegelwet, daar de op nieuwsbladen geabonneerden zich terugtrokken, en de nieuwe belasting alzoo voornamelijk op de uitgevers drukte.’ Men verneemt verder uit gemeld verslag, dat in de stad Hannover zes nieuwsbladen dagelijks, drie wekelijks en elf op andere tijdstippen verschijnen. Daardoor worden 80 persen, 166 zetters en omstreeks 300 andere werklieden bezig gehouden. - Men schrijft uit de Thuringsche Hertogdommen: ‘Dezer dagen is weder eene vrij groote schrede gedaan op den weg, die tot algeheele ineensmelting der Thuringsche landen leiden moet. Het algemeen hof van appèl te Eisenach is in dienst gesteld, en daarentegen is het bijzonder hof te Gotha vervallen. Daardoor worden niet alleen groote kosten bespaard, - hetgeen nog beter blijken zal, zoodra de | |
[pagina 156]
| |
oude op pensioen gestelde leden van het ingetrokken geregtshof voor goed zullen afgetreden zijn, - maar ook de regtsbedeeling zal de gunstige gevolgen dezer vereenvoudiging ondervinden; zoodat deze nieuwe inrigting als eene weldaad voor het volk te beschouwen is. Van al de kleine duitsche Staten leveren weinige zulke bespottelijke voorbeelden van bekrompen kleingeestigheid, als die kleine Staten in het Thuringsche. Is het niet inderdaad belagchelijk, in landjes, die zoo nabij en door elkander heen liggen, dat men, daarin reizende, elk kwartieruur van Souverein verandert, en waarin soms, gelijk in het dorp Ruhla, de linker- en de regterzijde van eene straat onder verschillende heeren staan, telkens met andere administratie, met andere politie, met andere wetten te doen heeft? Wij hopen dan ook, dat de maatregel, die nu op het hof van appèl is toegepast, weldra door andere, van meer ingrijpenden aard zal gevolgd worden, en gelooven, dat de minderheid des volks alles wat naar vereeniging tot een groot geheel leiden kan met vreugde zal ontvangen.’ |
|