Van den Rijn, 18 September.
Men schrijft uit Karlsruhe, dat de onlangs door de Kölnische-Zeitung medegedeelde berigten over eene inmenging van Pruissen in de benoeming van een aartsbisschop te Freyburg van allen grond ontbloot zijn. ‘Het is onwaar (zegt die correspondent), dat het Kabinet te Berlijn zich tot het Hof van Rome zou gewend hebben met de vraag, of de pruissische tusschenkomst in de bedoelde aangelegenheid zou worden aangenomen, en dat vervolgens, na overleg met de badensche Regering, de bisschop Eberhard van Trier zou voorgedragen zijn. Pruissen heeft zich, tot heden toe, nog niet met de zaak ingelaten, en ook de Regering van Baden heeft niet de minste reden om daarmede haast te maken. Zij kan rustig afwachten, dat de H. Stoel regtstreeks aan haar gepaste voorstellen doet, - hetgeen te voorzien is.’
- Volgens de Elberfelder-Zeitung, heerscht te Hamburg eene zeer onaangename stemming tegen de directie van het Werk- en Armenhuis aldaar. De heeren Banks, Levy en Winterfeldt, leden van den gemeenteraad, hadden zich reeds meermalen zeer ongunstig uitgelaten over de behandeling van de in dat gesticht opgenomen personen, en de toelichting, die thans door den heer Hübner, lid der commissie van toezigt over de gevangenissen, te dier zake gegeven is, schijnt van dien aard te zijn, dat zij, in stede van eene verdediging te bevatten, de beschuldigingen der eerstgenoemde heeren ten volle bevestigt. De heer Hübner heeft, in zijne beantwoording der aanvallen van de heeren Banks c.s., beweerd, ‘dat daar, waar ligchamelijke tuchtiging geen doel meer treft, de ziel moet gepijnigd worden;’ welk stelsel o.a. hierin zijne toepassing had gevonden, dat men twee opgesloten meisjes, van 16 en 19 jaren, die, in weerwil van herhaalde poging tot verbetering door middel van rottingslagen, toch gedurig waren weggeloopen, met helschen steen op het voorhoofd gebrandmerkt had. Als bewijs voor de vaderlijke bedoeling, voerde de heer Hübner aan, dat men de operatie had doen bewerkstelligen ‘in bijzijn van een geneeskundige.’ De heer Winterfeldt bestreed het voorgeven, dat de door helschen steen veroorzaakte inbranding geene langdurige sporen naliet, met de verzekering, dat thans nog de letters W. & A. (Werk- en Armenhuis) duidelijk op het voorhoofd der twee meisjes te lezen waren, ofschoon die barbaarsche strafoefening reeds in de maand Januarij had plaats gehad.