Volledige werken. Deel 13. Brieven en dokumenten uit de jaren 1868-1869
(1980)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 119]
| |
Van den Rijn, 16 Augustus.In een brief aan de Kreuz-Zeitung logenstraft de generaal-intendant von Meyern Hohenberg de in zeker vlugschrift over de gebeurtenissen bij Langensalza voorkomende bewering van zijnen oom, den generaal von Brandis, van zijnen neef vernomen te hebben, dat de Hertog van Coburg in een rijtuig en in jagtkostuum, buiten schot, den slag zou hebben aangezien. De heer von Meyern verzekert integendeel, dat de genoemde Hertog, met zijne twee adjudanten, te paard op de vijandelijke linie is ingedrongen. - Uit Lubeck wordt geschreven, dat de Senaat dier stad, bij gelegenheid van hare opneming in het Tolverbond, den burgers heeft toegezegd, het nabelasten van de in voorraad zijnde goederen zoo dragelijk mogelijk te zullen maken. De Lubecksche bladen brengen in herinnering, dat de belasting op het voorradige aan de kas van de stad ten goede komt, en doen alzoo een beroep op den burgerzin der kooplieden, om reeds nu inkomende regten te voldoen over goederen, die zij eerst later denken intevoeren, ten einde op die wijze de stadskas te bevoordeelen. Het later te heffen bedrag komt, gelijk men weet, in de kas van het Tolverbond. - In vele dagbladen straalt de meening door, dat de vervanging van den generaal Vogel von Falkenstein door den generaal von Manteuffel eene dubbele beteekenis heeft. Men beweert ten eerste (en wel op grond, dat de laatstgenoemde hoofdofficier meer diplomaat dan krijgsman wezen zou), dat deze verandering voor het behoud van den vrede pleit. Ten anderen meent men daaruit te mogen opmaken, dat de overwegende invloed van graaf Bismarck eenigszins schijnt gefnuikt te zijn, dewijl men het er voor houdt, dat hij den generaal Vogel meer dan diens opvolger genegen is. Van vele zijden wordt de hoop te kennen gegeven, dat de gezondheidstoestand van den president-minister hem weldra in staat moge stellen, het beleid der zaken weder in handen te nemen. - De Karlsruher-Zeitung zegt, uit Weenen het berigt te hebben ont- | |
[pagina 120]
| |
vangen, dat voortaan de heer von Pfusterschmidt weder met de behartiging der oostenrijksche belangen aan het badensche Hof zal belast worden. Gedurende den laatsten tijd, namelijk, was de oostenrijksche diplomatie in Baden gerepresenteerd door den gezant te Stuttgart, en de heer von Pfusterschmidt had te Karlsruhe slechts de kleine loopende zaken aftedoen. - Op het kasteel te Glücksburg, in Sleeswijk-Holstein, worden toebereidselen gemaakt voor de ontvangst van den Koning van Pruissen en zijne gemalin. - Prins Alfred van Groot-Brittannië is te Potsdam op het nieuwe paleis van zijnen schoonbroeder, den Kroonprins, aangekomen. - Men schrijft van den Boven-Rijn: ‘Ten opzigte van het tractaat tusschen Beijeren en Wurtemberg, omtrent de regeling van de verhouding der vesting Ulm, hebben wij nog optemerken, dat, hoezeer gevolg gegeven is aan de bepalingen omtrent de bezetting, het commandement en de krijgsvaardigheid dier vesting, dit alles evenwel geschied is met uitdrukkelijk voorbehoud van het bepaalde bij het alliantie-verdrag van 13/15 Augustus 1866. Dien ten gevolge heeft men de vaststelling van een garnizoen-maximum achterwege gelaten. De wapening evenwel zal naar wederzijdsch goedvinden geregeld worden; tot welk einde een bedrag van 600,000 th. ter beschikking der Regering gesteld is. De beijersche directeur der genie is in de plaats getreden van den vorigen Bondsdirecteur, en tevens adviseur in zaken van technischen aard. De wurtembergsche zaakgelastigde voert het opzigt over de technische werkzaamheden, en ook het personeel der wurtembergsche genie is (onder contrôle echter van den beijerschen directeur) met de uitvoering daarvan belast. De ondergeschikte officieren en beambten worden door de respective Regeringen benoemd. Het arsenaal en de constructiewinkel blijven gemeenschappelijke inrigtingen. Eenige punten van ondergeschikt belang zullen later geregeld worden.’ - De conferentien tusschen de ministers van Oorlog der Staten Beijeren, Wurtemberg en Baden, omtrent het instellen eener permanente zuidduitsche militaire commissie, zullen niet, gelijk men verwacht had, terstond aanvangen, doch worden eerst in 't laatst van September tegemoetgezien. Als oorzaak dezer vertraging wordt opgegeven de afwezigheid van den beijerschen minister van Oorlog. Men verneemt verder, dat ook diplomaten aan de overleggingen zullen deelnemen, gelijk voor de | |
[pagina 121]
| |
liquidatie van het voormalige Bonds-eigendom heeft plaats gehad, en dat de discussiën niet op den grondslag der door Beijeren en Wurtemberg gedane voorstellen, doch van een niet vooraf vastgesteld standpunt zullen gevoerd worden. - In het coburgsche Staatsblad zijn verschillende wetten gepubliceerd, die op de civile en criminele regtspleging van het Hertogdom betrekking hebben, en in verband staan met de oprigting, te Eisenach, van een gemeenschappelijk hof van appèl voor Coburg, Gotha, Weimar, de beide Schwartzburgen en Reusz. Daarbij is o.a. bepaald, dat voortaan de woorden binnen- en buitenland betrekking zullen hebben op den kring, die bedoelde Staten met elkander uitmaken. - De politie te Hersfeld, in het Hessische, heeft een fransch stafofficier, le Roy, gearresteerd, daar hij, onder voorgeven een schilder te zijn, topografische opnemingen deed. Overeenkomstig een uit Berlijn ontvangen bevel, heeft men hem, op zijn woord van eer, terstond naar Frankrijk te zullen terugkeeren, op vrije voeten gesteld. |
|