dit met Pruissen geschied is, - laat zich niet zoo op één oogenblik in hare atomen ontbinden. Dit is niet te verwachten van een Staat, die, naar de uitdrukking van den heer von Moltke, zich ten hoofddoel stelt, den vrede van Europa te verzekeren. Men spreekt van militairismus; doch ik vraag, of een land, 't welk met “oplossing in zijne atomen” bedreigd wordt, niet op zijne hoede moet zijn? En behalve dit, is niet het pruissische leger (om nog eens de zoo vaak herhaalde meening aantevoeren) het brandpunt der intelligentie? Wie durft spreken van gebrek aan vrijheid, van onregt, daar ieder, - de zoon van den rijkste zoowel, als van den arme, - op gelijke wijze verpligt is, zijne diensten te wijden aan het vaderland. Is het niet reeds voor Beijeren eene schrede voorwaarts op den goeden weg, dat grondbeginsel overtenemen? Zoodra het geheele groote duitsche vaderland, op die wijze vereenigd, onder de wapenen staat, wordt het eene onmogelijkheid, de militaire magt tegen het volk te misbruiken: die militaire magt is het volk zelf. Zoodanig misbruik is alleen denkbaar bij natien, waar men zich door het storten van een paar honderd ellendige guldens onttrekken kan aan zijnen burgerpligt; dáár kan de Regering benden Janitzaren of Strelitzen zamenstellen; in Pruissen nooit!’ - ‘Daar wij nu (aldus ging de redenaar voort) dit onloochenbaar voorregt van Pruissen moeten erkennen; daar de ons zoo dierbare eenheid van taal alleen door naauwe aansluiting aan Pruissen mogelijk is; daar ook de hereeniging der oostenrijksche Duitschers alleen kan voortvloeijen uit het stevig vasthouden aan de kern, die Pruissen ons aanbiedt; daar Duitschland, zonder dit alles, zou terugstorten in den verbrokkelden puinhoop van weleer, - om dit alles, mijne heeren! stemmen wij in alle opregtheid in met het lied: “Wien Duitschlands eer ter harte gaat, hij klemm' zich vast aan Pruissen!” Dit zij onze leus,
dit is onze pligt.’
- Men verzekert, dat de Afgevaardigde ter Rijksdag graaf Henckel van Donnestmarck zijn mandaat heeft nedergelegd. Hij behoorde tot de nationaal-liberale partij. In plaats van den heer dr. Reincke, die insgelijks voor zijn lidmaatschap bedankt heeft, zal in het district Lennep-Mettmann waarschijnlijk de heer Müller, uit Berlijn, gekozen worden, op wien de stemmen der uiteenloopende partijen zich vereenigen. Slechts door de Lassellianen wordt de candidatuur gesteld van den heer Fritzsche, een sigarenmaker.
- De sedert eenigen tijd in Duitschland, voornamelijk op typogra-