Volledige werken. Deel 13. Brieven en dokumenten uit de jaren 1868-1869
(1980)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 92]
| |
[18 juli 1868
| |
[pagina 93]
| |
wil mijner herhaalde toelichtingen, gedurig op nieuw openbaart, en dat ook - blijkens de vele dagbladen en tijdschriften die zich, buiten mijn toedoen, sedert eenigen tijd in Engeland met mijne zaak bezig houden - naar dat land schijnt overgewaaid. Om geen misbruik te maken van uwe ruimte, zal ik een paar stellingen zoo kort mogelijk zamenvatten: 1o. Ik ben zeer liberaal, en zou mij dus - vooral, maar niet alleen - wat de Indische zaken aangaat, eerder aan de behouders kunnen aansluiten, dan aan de partij die zich - lucus a non lucendo! - de liberale noemt. 2o. Ik heb de eer den tegenwoordigen zoogenaamd- liberalen minister bijzonder antipathiek gezind te zijn, en verheug mij in de overtuiging dat die stemming wederkeerig is. Erkenning van mijn goed regt is dus van die zijde evenmin te verwachten, als aan mijn kant het aannemen van eenige ondersteuning mogelijk wezen zou. 3o. Vrijwillige arbeid op Java is leugen, èn als feit, èn als staathuishoudkundig systeem. Wie het kultuurstelsel aantast - in spijt van 't letterzifterig wanbegrip des heeren de Waal, ben ik zoo vrij het een stelsel te blijven noemen - wie dat stelsel aantast, is een vijand van den Nederlandschen Staat. Ik neem aan, deze thesis zonneklaar te bewijzen, en zál dit doen, zoodra ik hopen mag het woord te voeren tot regeerders, dien 't inderdaad om waarheid te doen is. Men begrijpt alzoo dat ik thans daarover niets te zeggen heb. Ten slotte neem ik deze gelegenheid te baat - en de sprong is waarlijk zoo groot niet als-i schijnt - om den bekenden heeren met Pictische relatiën, die in den Scotsman van 11 Juni jl. door een ongenoemde lieten vertellen:
‘dat ik over Indische toestanden onwaarheid heb gezegd;
dat er op Java nooit honger werd geleden;
dat de geringe man daar niet mishandeld wordt;
dat er nooit klagers in de rivier werden geworpen;
dat daar alles in de volmaakste orde is...’
te repliceren, dat ik, zoodra ik me den tijd gun niet naïf te zijn, even goed een piège weet te ontgaan, als lieden die zich van der jeugd af - met of zonder stelsel dan - hebben toegelegd op ‘Combinaetiën’, al had men zich dan ook tot liberaal minister voortgecombineerd. ‘Feiten geven’... in den vreemde, tegen Holland... thans, in de periode der naaldgeweren en annexatiën?... Eilieve, 't oogenblik zou onedel | |
[pagina 94]
| |
gekozen zijn! Waarlijk, indien 't al gelukt ware mijne scherpzinnigheid te verschalken, mijn hart zou mij gewaarschuwd hebben tegen zoo'n plompen valstrik. Men bedenke dus fijner middelen, om mij, bij de treurige verwikkelingen die voor de deur staan, in mijn vaderland tot een ‘homme impossible’ te maken. multatuli. |
|