Volledige werken. Deel 13. Brieven en dokumenten uit de jaren 1868-1869
(1980)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 59]
| |
Van den Rijn, 16 Junij.Men schrijft uit Darmstadt: ‘Gelijk men weet, koesterde onze vorige minister van Oorlog, ten einde de schatkist van ons zwaar belast land zoo veel mogelijk te ontzien, het voornemen om niet vóór 1869 de militaire tractementen naar pruissischen maatstaf te verhoogen. Het divisie-commando (uitgeoefend door Prins Lodewijk) verlangde echter onmiddelijk tot deze verhooging overtegaan. De strijd daarover heeft aanleiding gegeven tot de jongste geschillen tusschen het ministerie en het commandement, welke ten laatste, op aandrang van het Kabinet te Berlijn, met het ontslag van den minister van Oorlog geëindigd zijn. Het militaire budjet van den tegenwoordigen minister is dan ook terstond met 100.000 fl. verhoogd, waaruit noodwendig eene verhooging der belasting moet voortvloeijen.’ - Men leest in de Rijnsche dagbladen, dat professor Virchow (Volksvertegenwoordiger voor Berlijn) openlijk aangevallen is, omdat hij in zijne hoedanigheid van bestuurder van een anatomisch instituut bekwame israëlietische artsen heeft uitgesloten van het onderwijs. In zijne verdediging maakt professor Virchow de opmerking, dat tot nu toe in Duitschland geene israëlietische geleerden tot gewone hoogleeraren in de medicijnen of chirurgie benoemd zijn. Van eene andere zijde wordt evenwel beweerd, dat dit slechts ten deele juist is, dewijl te Jena en te Heidelberg wel degelijk Israëlieten tot gewone hoogleeraren in die vakken benoemd zijn. ‘Het is te hopen (zegt de Kölnische-Zeitung), dat men ook te Berlijn dat voorbeeld spoedig zal volgen, vooral dewijl de eerste schrede op dezen weg van vooruitgang sedert lang gedaan is, zonder dat, zoo ver wij weten, deze vrijzinnigheid nadeelige gevolgen voor de wetenschap na zich heeft gesleept; niemand althans heeft tot nu toe klagten vernomen over het onderwijs in de kliniek, 't welk aan de universiteit in die stad door twee israëlietische buitengewone hoogleeraren gegeven wordt.’ - In vele dagbladen klaagt men over het onevenredig hooge briefport, 't welk voor brieven uit zekere gedeelten van Duitschland naar Frankrijk en Engeland nog altijd geheven wordt. Voor een brief naar Alexandrie, in Egypte, bedraagt het port drie, - voor een brief naar Nieuw-York vier silbergroschen (24 centen ned.); terwijl de frankering naar Frankrijk en Engeland (alleen voor brieven uit de Rijnprovincie uitgezonderd) respectivelijk 4½ en 5 silbergroschen kost. Men meent, dat er wel kans zou zijn om door eene overeenkomst met die | |
[pagina 60]
| |
landen tot eene vermindering te geraken, zonder daartoe juist de expiratie van de gesloten post-conventien aftewachten. - Ten vervolge op vroeger daaromtrent medegedeelde berigten, verneemt men thans uit het Badensche, dat het Freyburger domkapittel niet voldaan heeft aan het verlangen der Regering om de lijst der candidaten voor den aarstbisschoppelijken zetel op nieuw voltallig te maken, nadat de Regering die, onder wraking van bijna al de voorgedragenen, had teruggezonden. Het kapittel heeft verklaard, alleen gehouden te zijn, zich door het eenmaal aanbieden eener lijst van candidaten te verzekeren, wie hunner aan de Regering aangenaam wezen zouden, ten einde daarna uit de drie personen, die de Regering daarop, volgens de meening der domheeren, behoorde te laten staan, eene vrije keuze te doen. Het kapittel bestrijdt het regt der Regering, zoowel om te verlangen, dat geene andere dan haar welgevallige personen op de candidatenlijst gebragt worden, als om al de candidaten, op één na, te schrappen. Het domkapittel verklaart alzoo, bij de eenmaal aangeboden lijst te volharden, en verzoekt, van de daarop voorkomende personen slechts zoo vele terugtewijzen, dat uit de overblijvende eene behoorlijke keuze kan worden gedaan, dewijl dit onmogelijk is indien deze keuze zich slechts tot één persoon zou beperken. ‘Daaruit blijkt ten duidelijkste (aldus drukt zich de Kölnische-Zeitung uit), dat het domkapittel, volgens zijne meening, het regt hebben zou, de Regering te dwingen tot het erkennen van een bisschop, wiens benoeming haar onaangenaam is. Het regt der Regering om zekere candidaten van de voordragt te weren, zou daardoor illusoir gemaakt worden, en wel beschouwd, achten wij in dit geval het voorstellen van candidaten geheel overbodig. Welke zekerheid toch blijft der Regering over, dat niet een politieke scheurmaker, een stokebrand, met invloed en magt zal worden bekleed, indien zij onvoorwaardelijk genoodzaakt werd, minstens drie van de voorgedragenen als benoembaar aantenemen? Van dat gevoelen schijnt evenwel de H. Stoel te zijn, daar ook zij verklaard heeft, dat het der Regering niet vrijstond, al de candidaten, of allen op één na, van de lijst te schrappen. En alzoo schijnt de verkiezing van een aartsbisschop te Freyburg hoe langer hoe meer het karakter van een staatkundig geschilpunt aantenemen.’ - Uit Berlijn wordt het overlijden gemeld van den heer Heinrich Krause, hoofdredacteur van de Protestantische Kirchen-Zeitung en | |
[pagina 61]
| |
vroeger Afgevaardigde voor Maagdenburg. Hij werd beschouwd als een der ijverigste voorgangers in de rigting van Schleiermacher, en had slechts den ouderdom van 46 jaren bereikt. - De Kölnische-Zeitung deelt, onder voortdurende betuiging van hare verontwaardiging, verschillende uittreksels mede uit zuidduitsche dagbladen, waarin òf democratische en socialistische denkbeelden worden verkondigd, òf waarin Pruissen als de verdrukker van Duitschland wordt geschetst. Zoo noemt o.a. (volgens genoemde courant) de Würtemberger-Landeszeitung het Koningschap ‘een door de sabel staande gehouden caesarismus; een versleten regeringsvorm.’ Volgens het Keulsche blad, is de partij, waarvan de wurtembergsche courant het orgaan is, ‘het brandpunt van republikeinsche denkbeelden, en zeer na verwant met de communisten en socialisten; zij ondermijnt alle zedelijke grondbeginselen, waarop toch elke maatschappelijke vereeniging behoort gegrondvest te zijn, en versmaadt ook de hulp niet van zekere jezuïtische politiek. De democratie is niet zeer keurig in hare middelen, en zou zelfs niet ongaarne de revolutie en ook de tusschenkomst van den vreemdeling inroepen om haar doel te bereiken.’ Ook over andere bladen uit Zuid-Duitschland wordt een gelijk oordeel uitgesproken, en voornamelijk wordt de Volksbote hevig aangevallen wegens zijne berigten over zekere toerustingen, welke in het Fuldasche zouden plaats hebben; kennelijk met het doel om Frankrijk aantevallen, ten einde na het verslaan van dien vijand, te gemakkelijker Zuid-Duitschland te kunnen inslikken.’ De Kölnische-Zeitung verklaart die berigten over militaire toerustingen voor logenachtig. |
|