Volledige werken. Deel 13. Brieven en dokumenten uit de jaren 1868-1869
(1980)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdVan den Rijn, 10 Mei.Volgens eene mededeeling van den heer Delbrück aan het Tol-parlement, betreffende de onderhandelingen met Frankrijk over het opheffen van het in dat Rijk bestaande stelsel van bescherming van den uitvoer van ijzer, zou de fransche Regering tot nu toe niet hebben geantwoord op de te dier zake ingediende vertoogen. Men beweert, dat het al dan niet beraadslagen (in het Tol-parlement) over de invoerregten op ijzer in de duitsche Bonds-staten van den uitslag dezer bemoeijingen afhankelijk is. - Eene hoofdzaak in de werkzaamheden van het Parlement, waaraan tevens vele dagbladen ijverig deelnemen, is de kwestie der belasting op de tabak. In de zitting van woensdag ll. is, in overeenstemming met het advies der commissie, als maatstaf de heffing aangenomen van 12 thaler per morgen van inlandsche en 6 thaler per centenaar van ingevoerde tabak. Van zuidduitsche zijde was voorgesteld, de belasting op de productie de helft lager te stellen. De Afgevaardigden uit de duitsche zeeplaatsen hadden aangedrongen op eene gelijke belasting op ingevoerde en binnen de grenzen van het Tol-verbond geproduceerde tabak; eene meening, waarmede de Kölnische-Zeitung zich vereenigt. Die courant deelt echter mede, dat daaromtrent nog andere inzigten bestaan. Volgens haar, hebben te Berlijn groote arbeiders-vergaderingen plaats gevonden, waarin beweerd werd: ‘dat de nieuwe belasting op de tabak weder, gelijk alle andere belastingen, het zwaarst op den arme drukken zou, daar van al de soorten een even hoog bedrag zou worden geheven; hetgeen op dure sigaren weinig uitmaakt, doch op de slechte sigaar, die de werkman rookt, zeer zwaar drukt.’ In eene dezer | |
[pagina 35]
| |
vergaderingen is als besluit aangenomen: ‘Het is de pligt der arbeidende klasse, met al de haar ten dienst staande middelen, zich tegen de invoering van nieuwe indirecte belastingen te verzetten, dewijl deze bijna altijd den werkman, in verhouding tot de meer gegoede volksklassen, benadeelen. Dit geldt voornamelijk ten aanzien der tabak, welke als eene bepaalde behoefte kan beschouwd worden.’ De Keulsche courant levert een uitvoerig artikel, waarin zij de mate, waarin de tabak als een belastbaar artikel kan worden aangemerkt, uiteenzet, en tot de slotsom geraakt, dat deze heffing, wel is waar, niet als onbillijk kan worden beschouwd, doch dat in elk geval slechts tot eene zeer matige heffing van belasting op de tabak behoort te worden overgegaan. - Het besluit van den noordduitschen Rijksdag, ten gevolge waarvan de voorgestelde leening ten behoeve der noordduitsche marine niet zal worden uitgeschreven, geeft tot velerlei beschouwingen aanleiding. De ministeriële Provincial-Correspondenz kwam daarop dezer dagen met de volgende woorden terug: ‘Te naauwernood durfde men zich op nieuw vleijen met de hoop, dat de duitsche vlag het aanzien van ons volk tot in de verste werelddeelen zou verhoogen, en een krachtigen steun zou verleenen aan den duitschen handel; naauwelijks hebben onze landgenooten aan de overzijde des Oceaans de wedergeboorte van het groote duitsche vaderland met vreugdekreten begroet, en zie... daar blaast de kille togtwind in de zalen van het Parlement deze lentebloesems van de twijgen’. De Kölnische-Zeitung antwoordt daarop, dat het bevolen aftuigen van vele schepen, - het terugroepen van oorlogsvaartuigen uit verre gewesten, - het intrekken van de vroeger aan de visschers in de Noordzee verleende bescherming, en het staken van vele aangevangen werken op de werven der marine niet volstrekt de gevolgen hadden behoeven te zijn van het bedoelde besluit, en dat de genomen maatregelen alleen de strekking hebben om te getuigen van den wrevel, welke door de tegenwerking van het Parlement bij de Regering is opgewekt. |
|