Volledige werken. Deel 13. Brieven en dokumenten uit de jaren 1868-1869
(1980)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |
Het verdere jaar 1868 | |
[pagina 19]
| |
Twee data zijn beslissend geweest voor het bestaan van Nederland als constitutionele monarchie: 26 november 1867 en 28 april 1868. Op beide dagen bracht een meerderheid van de Tweede Kamer haar afkeuring van het regeringsbeleid tot uiting door de begroting van Buitenlandse Zaken te verwerpen. De eerste keer antwoordde het kabinet met Kamerontbinding en nieuwe verkiezingen, de tweede keer met z'n eigen ontslag. Diezelfde data zijn beslissend geweest voor Multatuli's wensdroom van een groot politiek leiderschap. Al is de correspondentie met de conservatieve oud-minister en oud-G.-G. Rochussen op diens wens grotendeels verbrand, in de openhartige brieven aan Busken Huet en de althans ten dele bewaard gebleven brieven aan Tine liggen Multatuli's plannen en verwachtingen onbetwijfelbaar vast. Maar na de definitieve schipbreuk in april 1868 onttrekt zijn gemoedsgesteldheid zich lange tijd aan elke waarneming. De correspondentie met Huet was uiteraard geëindigd door diens vertrek uit Holland op 8 mei. In welke bewoordingen Tine te lezen heeft gekregen dat de hooggespannen illusies van weerzien in welstand nu op niets waren uitgelopen, is een open vraag. Wat er aan brievenmateriaal moet zijn geweest, ook aan en van Mimi, is blijkbaar vernietigd. Week na week bestaat er slechts de in Keulen met verdubbelde ijver hervatte nuchtere reeks Van den Rijn, gelukkig af en toe opgefleurd door een vleug ironische kritiek op naam van de Mainzer Beobachter. Uit een brief van medio juli blijkt dat Multatuli weer in Den Haag is, maar sinds wanneer en met welk doel? Van het door Thorbecke gevormde liberale kabinet met De Waal als minister van Koloniën had hij niets te verwachten, maar misschien rekende hij op een spoedige crisis. Hij had een ontmoeting met Van Vloten, kennelijk zonder rancune. Beiden namen eind augustus deel aan het Tiende Taal- en Letterkundig Congres in Den Haag, waar hij ook De Geyter weerzag en andere vrienden van het jaar daarvóor in Gent. Van Lennep ont- | |
[pagina 20]
| |
brak er, voorgoed; Multatuli zal hem met gemengde gevoelens hebben herdacht. Aan zijn zwager, baron Van Heeckeren van Walien, die in dezelfde dagen overleed, dacht hij maar met éen gevoel terug. Al was het ontworpen koningsdrama in enkele fragmenten blijven steken, het oude plan om daarmee in het openbaar op te treden leek nog altijd uitvoerbaar. Zijn eerste poging, eind maart in Utrecht, had overtuigend aangetoond dat hij niet alleen als redenaar maar ook als voordrager in staat was een publiek te boeien. Hij wist dat J.J. Cremer met voordrachten uit eigen werk volle zalen en rijke recettes trok. Maar zou hetzelfde middenstandspubliek dat de zoetekoek van de Betuwse en Overbetuwse novellen slikte als godenspijs, bereid zijn ook tijd en geld over te hebben voor de explosieve verhandelingen van een sociaal geëmancipeerde koningin en de spitse parodie op een ijdele en plichtvergeten koning? Op de koning... De kans waar Multatuli naar uitzag, vond hij in Friesland. Een giftig polemiekje gaf hem aanleiding in de Sneeker Courant een korte bijdrage te publiceren, en daarna een fragment uit Vorstenschool. Er waren in Sneek enige vrijmetselaars die zijn werk bewonderden, zijn denkbeelden ondersteunden en zijn armoede beschamend vonden. In oktober werd er een comité gevormd, begin november reisde hij naar het Noorden; het was nog maar kort per trein bereikbaar. Multatuli sprak in Sneek, in Groningen en in Winschoten; alle drie keren droeg hij voor uit Vorstenschool. In Sneek was de ontvangst verkwikkend hartelijk, in Winschoten treurig. Terug in Holland, hield hij op 20 november voor Vrije Studie in Delft een principiële en polemische rede. De maand december voltooide wat er in oktober was voorbereid. Het werd een vermoeiende tournee, tien voordrachtsavonden in Friesland: Joure, Bolsward, Heerenveen, Sneek, Leeuwarden, Drachten, Gorredijk, Arum, Franeker en Harlingen, met daartussenin nog een rede in de stad Groningen. Op de weinige open dagen logeerde hij in het gastvrije huis van de wijnhandelaar Houwink te Sneek. Hoe veel deze elf avonden hem hebben opgebracht, is niet nauwkeurig na te gaan. De toegangsprijs bedroeg meestal f 1. - voor heren, f 0.50 voor dames, d.w.z. eenzelfde bedrag als op de avonden van Cremer. Maar hoe groot het aantal bezoekers was, is onbekend - behalve in Leeuwarden: een kranteverslag spreekt van 140. Het is ook onbekend hoe hoog de kosten waren van reis en verblijf. Toch is het zeker dat | |
[pagina 21]
| |
Multatuli op deze tournee in Friesland betrekkelijk veel geld heeft verdiend, vooral in vergelijking met de f 25. - per maand die de Opregte Haarlemmer hem betaalde voor een stuk of acht bijdragen samen. Hij zond Tine enig geld, hij kon in Amsterdam enkele oude schulden afbetalen evenals de hotelschuld in Den Haag, en voelde zich niet enkel geroerd maar gesterkt door de ondervonden friese hartelijkheid. Intussen ging de voortdurende scheiding van Tine en van de kinderen hem steeds zwaarder wegen. Hij verdroeg het niet dat de hoop op hereniging die hij hun met zoveel stelligheid een jaar tevoren had gegeven, voorgoed verijdeld zou zijn. Hij maakte een nieuw plan, in de vaste overtuiging bij het verwezenlijken ervan te kunnen rekenen op Sneek. Het hoofdkwartier voor een grote nationale beweging lag dáar. G.S. |
|