soonlijkheden treden als zovele liefelijke lichtpuntjes te voorschijn op de breede schilderij, die zich voor ons oog ontrolt. Over 't algemeen ademt ons een aangename, verkwikkende geest tegen uit die bladen, waarop de daden van 't voorgeslacht geboekt staan. Vrijheidszin was steeds een der hoofddeugden van ons volk, en hij is nog altijd de beste adelbrief, dien wij kunnen overleggen.
Die zucht naar vrijheid is juist de levenverwekkende ademtocht geweest, die onze groote mannen bezielde. Zij maakte het voorgeslacht sterk om den reuzenstrijd te aanvaarden tegen gewetensdwang en geweld, een strijd met zoovéél stalen volharding gevoerd en met zulk een schoone zegepraal bekroond, dat het volk, dat hem streed, den eerbied afdwong aan geheel Europa.
Wij hebben inderdaad recht daarop roem te dragen en de herinnering aan sommige der merkwaardigste gebeurtenissen ook onder 't verre nageslacht levendig te houden, zooals nu bijv. weder geschiedt met den veldslag bij Heyligerlee.
Evenwel, wij moeten billijk blijven en waar we de schoonste bladzijden openslaan, niet angstvallig voorbij zien die andere, welke hier en daar door leelijke vlekjes ontsierd worden; immers dàn juist zouden we ons stooten aan de klip, waartegen van L. hierboven zoo welmeenend waarschuwt.
Waarvan ons volk nu ook te beschuldigen zij, zeker niet van te groote consequentie.
Zelf in de bittere school van het lijden gevormd, groot geworden juist in den strijd voor hunne menschenrechten, tegen willekeur, geweld en gewetensdwang, door den sterke op de zwakke uitgeoefend, - had men toch mogen verwachten dat onze voorvaderen nimmer aan anderen zouden ontzeggen wat ze zelf met het zwaard in de vuist zoo duur hadden moeten koopen. Toch geschiedde dit, en menige donkere bladzijde zou kunnen getuigen, dat men wel vrijheid voor zich zelf verlangde, maar haar dikwijls, o zoo noode! aan anderen gunde. Intusschen, - hoe afkeurenswaard dan ook! - we zouden ter wille van het vele grootsche en verhevene het kleingeestige en geniepige gaarne wat vergeten, er althans geen reden genoeg in vinden om de nalatenschap onder beneficie van boedelbeschrijving te aanvaarden, - indien er in de laatste jaren niet een leelijke apendix aan onze geschiedenis toegevoegd ware, die ons inderdaad huiverig doet zijn, om, na het opnemen van het Debet en Credit, de Balans op te maken.