Hiervoor toch heeft de heer Mr. J. van Lennep wel gezorgd. Van waar deze dan ook vrij te pleiten was, zeker niet van kinderachtige bekrompenheid en verregaande partijzucht, toen hij - wij zwijgen nu nog van de wijze waarop - in het bezit gekomen van het eigendomsrecht van den ‘Max Havelaar,’ dat juweel onzer letterkunde, aan de kennisneming van het groote publiek onttrok, door, - met eene stijfhoofdigheid eene betere zaak waardig! - eene volksuitgave te weigeren. Dat boek mocht geen volksboek worden. De gruwelen, die daar ginder in naam van het Nederlandsche volk door het Nederlandsche gouvernement worden toegelaten of gepleegd, - wat in deze 't zelfde is - moesten aan het volk zooveel mogelijk onbekend blijven; dat eischte het Partij-belang. - Wat menschelijkheid en recht eischen komt er minder op aan. - Havelaars stem moest gesmoord en het boek dus ingekerkerd worden, en dat geschiedde. Mr. van Lennep benoemde zich of liet zich benoemen tot cipier.
't Heeft ons altijd leed gedaan dat de schrijver van ‘de roos van Dekama enz.’ in deze zaak aldus heeft gehandeld.
In de eerste plaats toch heeft hij er aldus middelijk toe meêgewerkt om dat stelsel van usurpatie en willekeur, - een stelsel dat reeds zoo lang straffeloos voortduurde en een goedig, zachtaardig volk overlevert aan de uitzuiging en knevelarijen van ‘een troep gewapende epiciers’ (Mult.) - nog langer te bestendigen; en ten anderen heeft zijn eigen roem - trouwens dat is zijn zaak! - er zeker bij tijdgenoot en nageslacht niet bij gewonnen.
Door dus wat meer liberaliteit - al was 't maar wat Amsterdamsche - en wat meer menschlievendheid in deze zaak te betoonen, had de heer v. L. geen ondienst bewezen aan het Nederlandsche volk. In dat oordeel staan we niet alleen. In het Maart nummer van de Tijdspiegel lezen wij in eene recensie, waarin ook sprake is van den Max Havelaar:
‘Als straks een grijs hoofd zich ter rustte heeft gelegd, zal het Nederlandsche volk de schim van een onzer groote prozaïsten ter verantwoording roepen, waarom het beste proza-werk, dat Nederland in de 19de eeuw voortbracht, aan 't volk onthouden moest worden. ‘De cipier van “Max Havelaar” hebbe voor zich de letter der wet, tegen zich heeft hij één die machtiger is dan de letter, den geest des volks.’